ECLI:NL:RBROT:2023:7996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10495397 / CV EXPL 23-12888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdrage toegewezen met afwijzing van rente en kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen. De eiseres, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., vorderde een bedrag van € 143,79 aan betalingsachterstand van de gedaagde, die zelf procedeerde. De gedaagde betwistte de achterstand en stelde dat hij de VvE-bijdrage altijd vooruitbetaalde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een achterstand was in de betalingen, maar dat de gedaagde geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij altijd vooruitbetaalde. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres gedeeltelijk toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 142,79, met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak.

De kantonrechter heeft echter de gevorderde rente en kosten afgewezen, omdat de eiseres zelf had gedoogd dat de gedaagde de VvE-bijdragen aan het einde van de maand betaalde. De rechter heeft de gedaagde erop gewezen dat hij in de toekomst de VvE-bijdrage daadwerkelijk vooruit moet betalen om verdere procedures te voorkomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de eiseres het vonnis kan laten uitvoeren voordat het onherroepelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10495397 / CV EXPL 23-12888
datum uitspraak: 18 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd in [plaatsnaam 1],
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [plaatsnaam 2],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 april 2023, met bijlagen;
  • het mondelinge en schriftelijke antwoord van [gedaagde], met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de nadere mondelinge reactie van [gedaagde] op de rolzitting van 19 juli 2023.

2..De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartement aan de [adres] en daardoor is hij lid van [eiseres]. Als lid van [eiseres] moet [gedaagde] iedere maand een VvE-bijdrage betalen. De VvE-bijdrage bedraagt op dit moment € 143,85 per maand. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] een achterstand laten ontstaan in de betaling van de VvE-bijdrage. [eiseres] vordert daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 143,79 aan betalingsachterstand (met rente en kosten) aan haar te betalen. [gedaagde] is het hier niet mee eens, omdat hij de VvE-bijdrage altijd vooruit betaald en er daarom geen sprake is van een achterstand. De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] gedeeltelijk toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Er is sprake van een achterstand in de betaling van de VvE-bijdrage van € 142,79
2.2.
[gedaagde] stelt dat hij de VvE-bijdrage iedere maand vooruit betaalt. [eiseres] betwist dat. [gedaagde] had daarom nader met stukken moeten onderbouwen dat hij de VvE-bijdrage wel degelijk iedere maand vooruit heeft betaald, bijvoorbeeld door een overzicht met de verschuldigde VvE-bijdragen en zijn betalingen in het geding te brengen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Uit de bankafschriften die [gedaagde] wel in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter niet afleiden of [gedaagde] de VvE-bijdrage steeds vooruit heeft betaald. Bij de op de bankafschriften weergegeven betalingen heeft [gedaagde] namelijk niet vermeld op welke maand die betalingen betrekking hebben. De kantonrechter kan er in deze zaak daarom niet vanuit gaan dat [gedaagde] steeds aan het einde van de maand de VvE-bijdrage voor de daaropvolgende maand betaalt. In dit verband is ook nog van belang dat uit de door [eiseres] bij repliek overgelegde specificatie blijkt dat [gedaagde] per 31 december 2022 helemaal bij was met de betalingen aan [eiseres]. Zou hij eind december 2022 de bijdrage over de maand januari 2023 betaald hebben, zoals hij zelf stelt, dan zou er dus sprake moeten zijn geweest van een voorstand in de betalingen. Nu dat niet het geval is, moet de kantonrechter tot uitgangspunt nemen dat [gedaagde], zoals [eiseres] stelt, steeds aan het einde van de maand de over die maand verschuldigde VvE-bijdrage betaalt.
2.3.
[eiseres] stelt in de dagvaarding van 20 april 2023 dat de bijdrage over de maand april 2023 van € 143,85 niet betaald is. Uit de specificatie die [eiseres] in haar conclusie van repliek heeft overgelegd blijkt dat die bijdrage door [gedaagde] betaald is op 26 april 2023, terwijl de bijdrage over de maand mei 2023 door hem op 26 mei 2023 is betaald. In genoemde conclusie van repliek, genomen op de rolzitting van 21 juni 2023, stelt [eiseres] dat [gedaagde] de bijdrage over de maand juni 2023 onbetaald heeft gelaten, verminderd met een voorstand van € 0,06. [gedaagde] heeft dit niet weersproken, anders dan dat hij in zijn conclusie van dupliek opnieuw stelt dat hij de VvE-bijdrage vooruit betaalt. Daarvan is hiervoor al geoordeeld dat dit in deze zaak niet is komen vast te staan. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om de achterstand van € 142,79 berekend tot en met de maand juni 2023 aan [eiseres] te betalen.
[gedaagde] hoeft geen verschenen rente en kosten te betalen
2.4.
[eiseres] stelt in haar conclusie van repliek dat [gedaagde] de VvE-bijdragen altijd aan het einde van de lopende maand betaalt in plaats van vooraf. [eiseres] heeft dit blijkbaar altijd gedoogd. Er blijkt in ieder geval nergens uit dat [eiseres] [gedaagde] hierop heeft aangesproken. Desondanks heeft [eiseres] [gedaagde] op 2 maart 2023 aangemaand voor de betaling van een net ontstane betalingsachterstand van € 146,29. Op 1 maart 2023 was namelijk de VvE-bijdrage over de maand maart 2023 à € 143,85 verschuldigd geworden en op 2 maart 2023 is daar € 2,44 aan “administratiekosten lening kunststof” bij gekomen. [gedaagde] heeft vervolgens, zoals dus kennelijk gebruikelijk was en door [eiseres] gedoogd werd, op 20 en 26 maart 2023 in totaal € 146,35 aan [eiseres] betaald. Daarmee had [gedaagde] echter niet de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten betaald, die hij volgens de brief van [eiseres] van 2 maart 2023 inmiddels verschuldigd was geworden en daarom heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] in de periode van 21 maart 2023 tot en met 11 april 2023 in totaal vijf aanmaningen gestuurd voor de betaling van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de rente en, na 1 april 2023, ook voor de over de maand april 2023 verschuldigde VvE-bijdrage. Toen [gedaagde] niet tot betaling overging, is op 20 april 2023 de dagvaarding uitgebracht waarmee deze procedure is gestart. Kortom, [eiseres] is schijnbaar uit het niets tegenover [gedaagde] gaan handhaven dat hij de VvE-bijdrage voorafgaand moest betalen, terwijl zij zelf stelt dat [gedaagde] dit altijd aan het einde van de lopende maand doet. Onder deze omstandigheden gaat het niet aan om [gedaagde] zonder enige nadere toelichting aan te manen voor de betaling van de VvE-bijdrage over de maand maart 2023, terwijl [eiseres] weet dat [gedaagde] die aan het einde van de maand zou betalen (hetgeen ook is gebeurd).
2.5.
Gelet op de hiervoor vermelde gang van zaken is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] geen verschenen wettelijke rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] hoeft te betalen en dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. De wettelijke rente over de betalingsachterstand wordt wel toegewezen, maar dan vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis. Het moet [gedaagde] inmiddels namelijk duidelijk zijn dat [eiseres] wil dat hij de VvE-bijdrage voortaan vooruit betaalt, maar [gedaagde] moet nog wel de gelegenheid krijgen om de VvE-bijdrage zonder extra kosten en rente te betalen.
2.6.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat hij in het vervolg zijn VvE-bijdrage daadwerkelijk vooruit moet betalen. Dat doet [gedaagde] tot dusver niet en daarmee riskeert [gedaagde] een volgende procedure. De kantonrechter raadt [gedaagde] daarom aan om de VvE-bijdrage één keer extra over te maken, zodat [gedaagde] vanaf dat moment vooruit betaalt. Zo het voor [gedaagde] niet mogelijk is om in één maand een dubbele VvE bijdrage te betalen, adviseert de kantonrechter [gedaagde] om daarvoor een betalingsregeling met de gemachtigde van [eiseres] af te spreken. Als [gedaagde] vervolgens iedere maand aan het einde van de maand - zoals hij kennelijk altijd al doet - de gebruikelijke betaling van [eiseres]-bijdrage verricht, ontstaat er geen achterstand meer in de betaling van [eiseres]-bijdrage.
2.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 142,79 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
verklaart dit vonnis, zoals gevorderd, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671