In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die achttien schuldeisers heeft. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij zij 10,68% aan de preferente schuldeisers en 5,39% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De schuldeiser die niet instemde met de regeling, heeft een vordering van € 1.803,76, wat 6,5% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, zeventien van de achttien, met de regeling heeft ingestemd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar afstand tot de arbeidsmarkt en de beperkte mogelijkheden om inkomen te genereren. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.