ECLI:NL:RBROT:2023:8020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10607238 / VV EXPL 23-346
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederen na beëindiging van een affectieve relatie met dwangsom

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiseres, na het beëindigen van haar relatie met gedaagde, aanspraak maakt op de afgifte van een aantal goederen die in de gezamenlijke woning zijn achtergebleven. De relatie tussen partijen is op 5 juni 2023 beëindigd, waarna eiseres de woning heeft verlaten met hun gezamenlijke zoon. Eiseres eist de afgifte van diverse spullen, waaronder meubels en speelgoed, op straffe van een dwangsom. Gedaagde erkent dat hij een aantal spullen moet afgeven, maar betwist dat hij in het bezit is van alle gevraagde goederen. Tijdens de mondelinge behandelingen op 31 juli en 18 augustus 2023 zijn partijen niet tot overeenstemming gekomen over de afgifte van de goederen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet kan worden verplicht om goederen af te geven die hij niet in zijn bezit heeft. De rechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde een aantal specifieke goederen aan eiseres moet afgeven en heeft een termijn van veertien dagen gesteld voor deze afgifte. Tevens is er een dwangsom van € 25,00 per dag opgelegd voor het geval gedaagde niet aan deze verplichting voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10607238 / VV EXPL 23-346
datum uitspraak: 1 september 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1],
eiseres,
gemachtigde: mr. K.Y. van Oosten te Rotterdam,
oorspronkelijk tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2],
gedaagde,
gemachtigde: mr. V. de Roo te Rotterdam,
en sinds 2 augustus 2023 tegen
De Rots Bewindvoering B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde],
kantoorhoudende in Ede,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V. de Roo te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘De Rots q.q.’ genoemd. De onder bewind gestelde persoon wordt hierna ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juli 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de mondelinge behandeling van 31 juli 2023;
  • de e-mail van 2 augustus 2023 van [eiseres];
  • de e-mail van 16 augustus 2023 van [eiseres], met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling van 18 augustus 2023 en de tijdens die mondelinge behandeling door De Rots q.q. in het geding gebrachte foto’s.
1.2.
Op 31 juli 2023 heeft een eerste mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Daarbij waren [eiseres] en [gedaagde] met hun gemachtigden aanwezig. Omdat [eiseres] de bewindvoerder van [gedaagde] niet in de procedure had opgeroepen, heeft op 18 augustus 2023 een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren opnieuw [eiseres] en [gedaagde] met hun gemachtigden aanwezig. De Rots q.q. is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een relatie gehad en zij hebben samengewoond. Uit de relatie is een zoon ([naam]) geboren. Op 5 juni 2023 is de relatie tussen partijen verbroken en heeft [eiseres] de woning waar partijen samen woonden verlaten. Zij heeft [naam] meegenomen, maar een aantal spullen van [eiseres] en [naam] zijn in de woning achtergebleven. In deze zaak eist [eiseres] afgifte van die spullen, op straffe van een dwangsom. [gedaagde] is het ermee eens dat een aantal spullen aan [eiseres] moet worden afgegeven, maar een gedeelte van de spullen die [eiseres] wil hebben heeft [gedaagde] - voor zover hij weet - niet en van een gedeelte van de spullen vindt [gedaagde] dat hij die mag houden. [gedaagde] is verder van mening dat het opleggen van een dwangsom te ver gaat en bovendien kan hij een dwangsom er financieel niet bij hebben.
[gedaagde] moet nog een aantal spullen aan [eiseres] afgeven
2.2.
Partijen zijn het er tijdens de mondelinge behandeling op 18 augustus 2023 over eens geworden dat [gedaagde] een aantal spullen waarvan [eiseres] afgifte eist al heeft afgegeven. Ook zijn zij het erover eens dat een aantal spullen waarvan [eiseres] afgifte eist, en waarvan al dan niet vaststaat dat [gedaagde] ze nog heeft, niet hoeft af te geven. De spullen waar het in deze zaak dan nog wel over gaat, worden hierna besproken.
2.3.
[gedaagde] heeft gezegd dat de pannenset kapot is en dat het tv-meubel en de salontafel van de IKEA, de ladekast en de aankleedhoezen voor het aankleedkussen niet (meer) in zijn bezit zijn. [eiseres] betwijfelt of dat klopt, maar de kantonrechter kan (nu) niet vaststellen dat [gedaagde] deze spullen nog (wel) heeft. Voor deze procedure betekent dit dat [eiseres] daarvan geen afgifte kan eisen; wat [gedaagde] niet heeft, kan hij immers ook niet afgeven.
2.4.
Het speelgoed waarvan [eiseres] afgifte eist, heeft [gedaagde] deels al aan [eiseres] afgegeven. Voor het overige heeft [eiseres] niet duidelijk gemaakt welk speelgoed zij bedoelt. Dit gedeelte van haar eis is daarom te onbepaald en wordt daarom afgewezen.
2.5.
Partijen zijn het er niet over eens van wie de gordijnen zijn die in de woonkamer van de woning hangen. Omdat de kantonrechter hierdoor op dit moment niet kan beoordelen van wie de gordijnen zijn, wordt de eis van [eiseres] op dit punt ook afgewezen.
2.6.
[gedaagde] heeft gezegd dat hij de (a) de paarse kom, de groene kom en de twee soep-van-de-dag kommen, (b) de insulinespuit, (c) de toiletspullen van [eiseres], (d) de dubbele padhouder van de Senseo, (e) de badcapes van [naam], (f) de Tryco vleermuis Bruce van [naam] en (g) de speelbal Nijntje - voor zover hij weet - niet in zijn bezit heeft. Ook hiervoor geldt dat de kantonrechter niet kan vaststellen of dat zo is. Dat betekent dat de eis van [eiseres] ten aanzien van deze spullen ook moet worden afgewezen omdat er op dit moment van uit moet woorden gegaan dat [gedaagde] deze spullen niet heeft en ze daarom niet kan afgeven.
De kantonrechter merkt hierbij op dat [gedaagde] heeft toegezegd deze spullen alsnog aan [eiseres] af te geven als hij ze tegenkomt. Daarnaast heeft [gedaagde] gezegd dat hij nog wel twee borden van het servies van de overleden oma van [eiseres] heeft gevonden, die hij zal afgeven.
2.7.
Partijen zijn het er tot slot over eens geworden dat (1) het bedje, (2) de box, (3) het beddengoed van [naam], (4) de kinderstoel, (5) de wipstoel, (6) de juslepel, (7) de nachtkastjes, (8) de PS4, (9) de kleding van [eiseres], (10) de steunkousen, (11) de douchekruk, (12) de bedklossen twaalf stuks, (13) de commode van [naam], (14) de Maxi-Cosi, (15) de regenhoes van de Maxi-Cosi en de flessenwarmer, (16) de blauwe deken met sterretjes, (17) de Winnie de Pooh-deken, (18) de kleding van [naam], (19) de twee Philips Avent-flessen, (20) het boxkleed Nijntje, (21) het boxkleed geel, (22) het reflux kussen wit en (23) een kleurenkopie van het boek van de kraamzorg nog door [gedaagde] aan [eiseres] moeten worden afgegeven. De Rots q.q. wordt dan ook veroordeeld om ervoor te zorgen dat [gedaagde] deze spullen aan [eiseres] afgeeft.
De termijn en de dwangsom
2.8.
[eiseres] heeft er spoedeisend belang bij dat haar spullen en de spullen van [naam] door [gedaagde] aan haar worden afgegeven. Daarom bepaalt de kantonrechter de termijn waarbinnen [gedaagde] de spullen die genoemd zijn in overweging 2.7. aan [eiseres] moet afgeven op veertien dagen na de datum van dit vonnis. Partijen (en hun gemachtigden) moet zich ten volste inspannen om ervoor te zorgen dat [eiseres] binnen die termijn daadwerkelijk de genoemde spullen bij de woning komt ophalen. Daartoe is in ieder geval van belang dat zij - als zij dat nog niet direct na de mondelinge behandeling hebben gedaan - zo spoedig mogelijk een datum en een tijdstip afspreken waarop [eiseres] de spullen bij [gedaagde] komt ophalen. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van [eiseres] om vervoer voor de spullen te regelen en de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om ervoor te zorgen dat alle genoemde spullen klaar staan om te worden opgehaald.
2.9.
Hoewel [eiseres] en [gedaagde] allebei door een gemachtigde worden bijgestaan, is het hen niet gelukt om voorafgaand aan deze procedure - en dus zonder tussenkomst van de kantonrechter - knopen door te hakken over de spullen die [gedaagde] aan [eiseres] af moet geven. Ook tijdens deze procedure is het hen niet gelukt om te komen tot afgifte van de spullen waar zij het over eens zijn dat die aan [eiseres] moeten worden afgegeven. Hoewel ook [eiseres] daarin haar aandeel had, is de oorzaak hiervan in belangrijke mate gelegen in de omstandigheid dat [gedaagde] voorafgaand aan en tijdens deze procedure wisselende standpunten over de spullen heeft ingenomen. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het opleggen van een dwangsom geboden is, zodat nu eindelijk daadwerkelijk tot afgifte van de spullen wordt overgegaan. In het geval dat het vanwege een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] komt - waarmee (limitatief) bedoeld wordt het niet thuis zijn op het afgesproken ophaalmoment en het niet afgeven van de spullen die in 2.7. genoemd staan - toch niet lukt om [eiseres] de spullen binnen de genoemde termijn op te laten halen, moet [gedaagde] een dwangsom van € 25,00 per dag betalen dat de spullen later door [eiseres] bij hem worden opgehaald. De kantonrechter zal daarbij bepalen dat [gedaagde] maximaal € 500,00 aan dwangsommen kan verbeuren.
Iedere partij moet de eigen proceskosten betalen
2.10.
Omdat [eiseres] en [gedaagde] een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 258 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt De Rots q.q. om ervoor te zorgen dat de spullen zoals genoemd in overweging 2.7. binnen twee weken na vandaag door [gedaagde] aan [eiseres] worden afgegeven, op straffe van een dwangsom van € 25,00 per dag of gedeelte daarvan dat De Rots q.q. hier niet aan voldoet vanwege een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] komt (als limitatief omschreven in 2.9.), met dien verstande dat De Rots q.q. maximaal € 500,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
38671