ECLI:NL:RBROT:2023:8074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
10/101029-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling en mishandeling van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling van een ambtenaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling, omdat uit de FARR-rapportage bleek dat de genezingsduur van de aangever op zes weken werd geschat en er geen bewijs was dat er geen verbetering of herstel te verwachten viel. Echter, de rechtbank heeft wel de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte had de aangever met gebalde vuist in het gezicht geslagen, wat een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 80 uren opgelegd. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 2.500,00 aan immateriële schade moet vergoeden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/101029-23
Datum uitspraak: 10 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsvrouw mr. Y.A. Samseij, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 juli 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (zware mishandeling) en het onder 2 (mishandeling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Uitleg tenlastelegging
Door de officier van justitie is aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van zware mishandeling en mishandeling van de aangever. De rechtbank legt de tenlastelegging echter anders uit. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde twee (ook qua tijdstip) verschillende verwijten opleveren, omdat onder 1 ten laste wordt gelegd (poging tot) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken oogkas en/of gebroken neus) toebrengen door met de vuist te stompen/slaan in het gezicht en onder 2 ten laste wordt gelegd mishandeling door het slaan in het gezicht (de rechtbank begrijpt: met een vlakke hand).
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (mishandeling)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, nu door de verdediging geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 (poging tot zware mishandeling)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het primair ten laste gelegde (zware mishandeling) kan worden bewezen op basis van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer01], het letsel van aangever en de bekennende verklaring van de verdachte. Er is sprake van zwaar lichamelijk letsel, gelet op de noodzaak tot medisch ingrijpen en een ontsierd litteken in het gelaat van de aangever.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde (zware mishandeling).
4.3.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt de volgende, uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 april 2023 omstreeks 18.10 uur reden zowel de verdachte als de aangever, de politieambtenaar [ambtenaar01], in de auto op een drukke A15. De verdachte nam afrit 18 richting Heijplaat en de aangever volgde hem. Omdat de verdachte in de ogen van de aangever een aantal verkeersovertredingen beging, wilde hij hem staande houden. Hij gaf bij de bushalte aan de Korperweg een stopteken, waarna hij en de verdachte stopten. De aangever vroeg de verdachte om zijn rijbewijs en zijn identiteitsbewijs en vorderde dit vervolgens. Ter plaatse ontspon zich een discussie over de aanleiding voor de staandehouding en de bevoegdheid om het rijbewijs en identiteitsbewijs te vorderen. De verdachte wilde genoemde stukken niet geven. Ondertussen was een aantal collega’s van de aangever ter plaatse gekomen. Op een gegeven moment stonden de verdachte en de aangever zeer dichtbij elkaar en gaf de aangever de verdachte (in ieder geval) één duw tegen de borst. De verdachte sloeg de aangever vervolgens met een vlakke hand op de linkerkant van zijn gezicht. De aangever en een collega probeerden de verdachte daarop aan te houden voor mishandeling. De verdachte verzette zich, waarop een andere collega pepperspray in de richting van de verdachte (en de aangever) spoot. Hierop liet de aangever de verdachte los. De verdachte balde zijn vuist en sloeg daarmee de aangever in het gezicht. De aangever heeft daardoor letsel opgelopen.
Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en het aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel van belang. Volgens de rapportage van de forensisch arts heeft de aangever het volgende letsel opgelopen: een breuk van het neusbot, een breuk van de bodem van de rechter oogkas en een wond van ongeveer 3 centimeter onder de rechter wenkbrauw. Verder was sprake van een forse zwelling en een bloeduitstorting bij de rechteroogkas. Uit de rapportage van de forensisch arts blijkt verder dat medisch ingrijpen nodig was: in het ziekenhuis is de neusbrug rechtgezet en is de wond onder de wenkbrauw geplakt. Daarbij is vermeld dat de genezingsduur werd geschat op (vier tot) zes weken.
Uit de rapportage blijkt niet dat geen verbetering en herstel te verwachten valt. Gesteld wordt weliswaar dat een litteken onder de wenkbrauw van aangever blijvend zichtbaar zal zijn en dat het oog 2 millimeter dieper ligt, waardoor mogelijk nog een operatie nodig zal zijn, maar dat is verder niet onderbouwd met medische stukken of anderszins. Gezien het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat van zwaar lichamelijk letsel geen sprake is.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Door de aangever met kracht met gebalde vuist in het gezicht te slaan, een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.3.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Het subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 15 april 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [ambtenaar01], hoofdagent Politie Eenheid Rotterdam, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht met zijn tot vuist gebalde hand heeft geslagen in het gezicht van die [ambtenaar01], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 april 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [ambtenaar01], gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [ambtenaar01] met kracht te slaan in het gezicht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
en
2.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en aan mishandeling van de aangever. Hij heeft de aangever twee keer in zijn gezicht geslagen, één keer met vlakke hand en één keer met kracht met gebalde vuist. Door de vuistslag heeft de aangever letsel opgelopen waarvoor hij in het ziekenhuis moest worden behandeld.
Het is het goed recht van de verdachte om het niet eens te zijn met het optreden van de politie, maar het toepassen van geweld is niet de manier is om problemen of meningsverschillen op te lossen. Dergelijk agressief gedrag is ontoelaatbaar. Het slachtoffer heeft nog enige tijd de gevolgen van dit ernstige geweld ondervonden. Hij heeft twee weken niet kunnen werken en heeft vervolgens vijf weken in de binnendienst moeten werken. Ook heeft hij vier weken niet kunnen sporten, kunnen uitgaan of met vrienden kunnen afspreken. De rechtbank rekent het de verdachte met name zwaar aan dat hij een opsporingsambtenaar werkzaam in de uitoefening van zijn bediening heeft verwond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ziet bij de verdachte een onmiskenbaar gevoel ‘niet te voldoen’ ondanks een voortdurend streven naar een maatschappelijk aanvaard bestaan. Bij de verdachte is sprake van psychische problematiek in de zin van een vastgestelde narcistische
persoonlijkheidsstoornis. Hij heeft behandelingen gevolgd om te kunnen functioneren en zich goed en stabiel te kunnen voelen. De verdachte geeft aan dat bij een veroordeling een toezicht met bijzondere voorwaarde voor hem onrechtvaardig voelt en het gevoel van miskenning zal vergroten. De reclassering ziet een behandeling echter als enige mogelijkheid, nu de laatste behandelaar van de verdachte voortzetting van de behandeling heeft geadviseerd en de verdachte een behandeling zelf niet kan bekostigen of vergoed krijgt. Een behandeling wordt nodig geacht om te voorkomen dat de verdachte door zijn psychische problematiek en financiële situatie verder achteruit gaat en in een neerwaartse spiraal terechtkomt.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, vanwege de houding van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de rapportage van de reclassering waaruit blijkt dat bijzondere voorwaarden noodzakelijk worden geacht, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overschrijdt. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Zoals hiervoor al is overwogen heeft de benadeelde partij letsel opgelopen. Daarmee is komen vast te staan dat aan hem door de onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De in verband daarmee de gevorderde schadevergoeding is door de benadeelde partij onderbouwd en door de verdachte niet weersproken en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Zij heeft daarbij gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken. De vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
79 (negenenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam , zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van GGZ Delfland of een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 2.500,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 (vijfendertig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 augustus 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Rotterdam
aan [ambtenaar01], hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken neus, heeft toegebracht door die [ambtenaar01] met kracht (met zijn tot vuist gebalde hand) te stompen/slaan in het gezicht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [ambtenaar01], hoofdagent Politie Eenheid Rotterdam, gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht (met zijn tot vuist gebalde hand) heeft gestompt/geslagen in het gezicht van die [ambtenaar01], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [ambtenaar01], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [ambtenaar01] met kracht te slaan in het gezicht.