ECLI:NL:RBROT:2023:8131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10/329991-22 en 10/087321-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en veroordeling voor wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een ontploffing en van wederrechtelijk verblijf op een besloten haventerrein. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de ontploffing, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het opzettelijk veroorzaken van de ontploffing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het wederrechtelijk verblijven op het haventerrein van een bedrijf, wat leidde tot een veroordeling tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van twee weken en een leerstraf van 25 uren in het kader van de gedragsinterventie Tools4U Regulier Plus. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van afschrikking voor soortgelijke delicten. De verdachte had geen strafblad en er waren rapportages die wezen op zijn kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid, wat de rechtbank in haar beslissing meeneem.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/329991-22 en 10/087321-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01],
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 10 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/329991-22 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/087321-23 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 210 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat de verdachte gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en een zinvolle vrijetijdsbesteding zal hebben, zich zal houden aan een locatieverbod voor de havens van Rotterdam en Vlissingen, zal blijven meewerken aan ITB-Harde Kern Aanpak en elektronische monitoring, zal meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening en zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf (Tools4U Regulier Plus) voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – parketnummer 10/329991-22
Het onder parketnummer 10/329991-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak – parketnummer 10/087321-23
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 10/087321-23 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en de medeverdachte samen een portiek van de [straatnaam01] hebben betreden, dat de verdachte boven in het portiek op de uitkijk heeft gestaan, dat bij de woning met [huisnummer01] een ontploffing teweeg is gebracht en dat de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens samen zijn weggerend. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de omstandigheid dat hij daar samen met de medeverdachte aanwezig was. Ook kan op grond van het dossier worden vastgesteld dat de verdachte een plek heeft geregeld waar hij en de medeverdachte na de ontploffing naar toe konden gaan. Tot slot werd de verdachte gebeld nadat de medeverdachte was aangehouden voor dit strafbare feit. Dit alles maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat op 21 februari 2023 omstreeks 10.54 uur een ontploffing heeft plaatsgevonden bij de woning aan de [adres02]. Bij deze ontploffing is schade ontstaan aan deze woning en omliggende woningen in het flatgebouw. Beoordeeld dient te worden of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het teweegbrengen van de ontploffing op voornoemd adres.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Vast staat dat de verdachte met de medeverdachte in het flatgebouw aanwezig was voorafgaand aan, en ten tijde van, de ontploffing. De verdachte heeft hierover verklaard dat de medeverdachte hem had gevraagd om boven in het portiek te blijven wachten, om te kijken of er mensen aan kwamen. Het enkele feit dat het er sterk op lijkt dat de verdachte op aanwijzen van de medeverdachte in het trappenhuis op de uitkijk heeft gestaan, is echter van onvoldoende gewicht om te concluderen dat de verdachte een zodanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het opzettelijk veroorzaken van de ontploffing, dat van medeplegen sprake is. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het plan van de medeverdachte dan wel dat hij op enige wijze heeft bijgedragen aan het daadwerkelijk tot stand brengen van de ontploffing, bijvoorbeeld door benodigde materialen mee te nemen of door zelf uitvoeringshandelingen te verrichten bij de woning, wat zou maken dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/087321-23 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/329991-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 18 december 2022 tot en met 19 december 2022
te Rotterdam
wederrechtelijk heeft verbleven
op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten op het terrein van [bedrijf01]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in de nacht van 18 op 19 december 2022 wederrechtelijk verbleven op het afgesloten haventerrein van het bedrijf [bedrijf01], gelegen te Maasvlakte Rotterdam.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de afgelopen tijd met regelmaat personen worden aangetroffen op de besloten haventerreinen in en rond Rotterdam, die daar wederrechtelijk verblijven. Deze personen verschaffen zich doorgaans de toegang tot het haventerrein door over toegangshekken te klimmen en trachten aldaar containers open te breken om partijen waardevolle goederen of partijen voor de gezondheid schadelijke (verdovende) middelen uit deze containers te halen. Dit soort delicten wordt in de regel in georganiseerd verband gepleegd. Een verdachte die op een haventerrein wordt aangetroffen en daarvoor geen duidelijke en verifieerbare reden wil of kan geven, zoals in dit geval, wekt daarmee de verdenking dat hij zich met dergelijke criminele activiteiten inlaat.
Het gaat hier enkel om het wederrechtelijk verblijf op een haventerrein, en niet om een bewijsbare poging om goederen als hiervoor bedoeld uit containers te halen. Desondanks vraagt de aard en de ernst van dit type feit om toepassing van een forse, onvoorwaardelijke straf. De reactie moet immers voldoende afschrikkend werken voor zowel de verdachte (speciale preventie) als voor anderen die, al dan niet tegen een niet onaanzienlijke geldelijke beloning en/of op verzoek van derden, overwegen om soortgelijke strafbare feiten te plegen (generale preventie).
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 april 2023. Dit rapport ziet op de zaak met parketnummer 10/329991-22 en houdt onder meer het volgende in.
De indruk bestaat dat de verdachte over onvoldoende vaardigheden beschikt om met moeilijke situaties om te gaan en dat hij probleemsituaties onvoldoende herkent. Dit lijkt een rol te hebben gespeeld bij het ten laste gelegde. Daarbij lijkt de verdachte gevoelig te zijn voor groepsdruk en beschikt hij over onvoldoende vaardigheden om hierin zijn eigen keuzes te maken. Dit verhoogt de kans op herhaling van delictgedrag. Indien de verdachte niet versterkt wordt in zijn vaardigheden, blijft de kans op herhaling van delictgedrag aanwezig. De Raad adviseert de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, bestaande uit de gedragsinterventie Tools4U.
De Raadheeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt in de zaak met parketnummer 10/087321-23, gedateerd 2 augustus 2023.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Door
[naam01], werkzaam als jeugdreclasseerder bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: JBRR) is ter terechtzitting naar voren gebracht dat het traject Harde Kern Aanpak onlangs is opgestart. JBRR adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast adviseert JBRR om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf (Tools4U Regulier Plus). Uit de beschikbare informatie komt naar voren dat de verdachte beïnvloedbaar is. Het lijkt verstandig dat ook de ouders worden betrokken bij deze gedragsinterventie door middel van de ouderbijeenkomsten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Vanuit pedagogisch oogpunt zal de rechtbank daarnaast een taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U Regulier Plus van de hierna te noemen duur, opleggen. De rechtbank is met de officier van justitie en de deskundigen van oordeel dat de verdachte gebaat is bij deze gedragsinterventie, die is gericht op het aanleren van sociale en cognitieve vaardigheden met als doel de kans op recidive te verminderen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/087321-23 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/329991-22 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 2 (twee) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject Tools4U Regulier Plus van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/329991-22; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en S.K. Lanning-Stein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/329991-22
hij
in of omstreeks de periode van 18 december 2022 tot en met 19 december 2022 te Rotterdam
wederrechtelijk heeft verbleven
op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten op het terrein van [bedrijf01]
parketnummer 10/087321-23
hij
op of omstreeks 21 februari 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht
aan/bij de woning gelegen in een appartementencomplex aan de [adres02]
door een bom/explosief af te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorpui en/of inboedel in die woning en/of
goederen in de directe nabijheid gelegen woning(en) en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
[naam02] en/of in die woning aanwezige personen en/of in de directe nabijheid gelegen
woning(en) bevindende personen,
te duchten was.