In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 31 mei 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van twaalf maanden, en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier maanden. Dit verzoek is later gewijzigd naar een uithuisplaatsing van negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De feiten tonen aan dat [kind01] eerder met een spoedmaatregel uit huis is geplaatst en momenteel verblijft bij een crisisopvang. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van [kind01] in de huidige opvoedomgeving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de zorgen weg te nemen en dat er een verstoorde relatie tussen moeder en kind bestaat. De kinderrechter heeft daarom besloten om [kind01] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor negen maanden, met als doel de veiligheid en stabiliteit van [kind01] te waarborgen.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [kind01] voorop staat en dat er hulpverlening moet worden ingezet om de relatie met de moeder te herstellen. De Raad is opgedragen om nader onderzoek te doen naar de meest geschikte opvoedomgeving voor [kind01]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.