ECLI:NL:RBROT:2023:8192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10215318 cv expl 22-36196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden en de rechtsgeldigheid daarvan in het arbeidsrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2023, hebben twee werknemers, aangeduid als [eiser01] en [eiser02], een geschil met hun werkgever, Koninklijke de Kuyper B.V., over de wijziging van hun arbeidsvoorwaarden. De werknemers stelden dat zij jarenlang een jaarlijkse periodieke verhoging van hun salaris ontvingen, die zij beschouwen als een arbeidsvoorwaarde. De werkgever heeft echter in 2017 een nieuw salarissysteem ingevoerd, waarbij deze verhogingen zijn afgeschaft. De werknemers vorderden betaling van achterstallig loon en een verklaring voor recht dat de werkgever tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat de jaarlijkse verhogingen inderdaad een arbeidsvoorwaarde vormden, omdat deze gedurende lange tijd zonder wezenlijke uitzondering zijn toegekend. De rechter concludeerde dat de werkgever niet gerechtigd was om deze arbeidsvoorwaarde eenzijdig te wijzigen zonder instemming van de werknemers. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemers toe, inclusief de betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen, en stelde dat de werkgever in gebreke was gebleven.

De zaak benadrukt het belang van instemming bij wijzigingen in arbeidsvoorwaarden en de bescherming van werknemersrechten in het arbeidsrecht. De uitspraak bevestigt dat een werkgever niet zomaar kan afwijken van eerder toegekende arbeidsvoorwaarden zonder de juiste procedure te volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10215318 CV EXPL 22-36296
datum uitspraak: 25 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
en
[eiser02],
woonplaats: [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. E.V.H. van Tricht,
tegen
Koninklijke de Kuyper B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.W.M. Roozeboom.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’, ‘ [eiser02] ’ en ‘De Kuyper’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2022, met producties;
  • het antwoord, met producties;
  • de brief van 6 maart 2023 waarin de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft bepaald;
  • de brief van 7 juni 2023 met aanvullende producties van mr. Van Tricht;
  • het e-mailbericht van 19 juni 2023 met de ontbrekende productie 2 van mr. Roozenboom;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Tricht.
1.2.
Op 20 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [naam01] en mevrouw [naam02] namens De Kuyper, bijgestaan door mr. Roozenboom en [eiser01] en [eiser02] , bijgestaan door mr. Van Tricht.

2.De feiten

2.1.
[eiser02] is sinds 1 september 2008 bij De Kuyper in dienst. In de arbeidsovereenkomst is voor zover van belang het volgende bepaald:
“(…)
2. Salaris en vakantietoeslag
Het bruto maandsalaris bedraagt € 2.953,05 (…). Dit salaris wordt vermeerderd met 8% vakantietoeslag, (…)
3. Eindejaarstoeslag
Werknemer wordt een eindejaarstoeslag van 2% van het jaarsalaris toegekend (…)
4. Winstuitkering
Werknemer wordt op basis van vrijwilligheid en afhankelijk van het resultaat van de onderneming een winstuitkering in procent(en) van het 12 maal bruto maandsalaris toegekend. (…)
15. C.A.O.
Voor de overige, niet vermelde voorwaarden, is de C.A.O. voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken van toepassing.
16. Slotbepaling
Wijzigingen van en/of aanvullingen op deze overeenkomst, anders dan voortvloeiende uit wijzigingen van C.A.O. voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken, kunnen slechts plaatsvinden door middel van een door beide partijen getekend geschrift.
(…)”
2.2.
Over de periode 2009 tot en met 2016 heeft [eiser02] naast de salarisverhogingen conform de CAO voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken (hierna: CAO), jaarlijks de volgende verhogingen ontvangen:
01/09/2009 5,16%
01/01/2010 3,03%
01/01/2011 5%
01/01/2012 6%
01/01/2013 1,75%
01/01/2014 2,5%
01/01/2015 1%
01/01/2016 1,5%
2.3.
[eiser01] is sinds 1 augustus 2011 bij De Kuyper in dienst.
In de arbeidsovereenkomst is voor zover van belang bepaald:
“(…)
2. Salaris en vakantietoeslag
Het bruto maandsalaris bedraagt € 2.605,08 (…). Dit salaris wordt vermeerderd met 8% vakantietoeslag, (…)
3. Eindejaarstoeslag
Werknemer wordt een eindejaarstoeslag van 2% van het jaarsalaris toegekend (…)
4. Winstuitkering
Werknemer wordt op basis van vrijwilligheid en afhankelijk van het resultaat van de onderneming een winstuitkering in procent(en) van het 12 maal bruto maandsalaris toegekend. Ter hoogte van maximaal (…) De winstuitkering/bonus, wijze van berekening en de daartoe gehanteerde doelstellingen en waarderingen zijn geen verworven rechten en worden eventueel jaarlijks opnieuw vastgesteld.
13. C.A.O.
Voor de overige, niet vermelde voorwaarden, is de C.A.O. voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken van toepassing.
14. Slotbepaling
Wijzigingen van en/of aanvullingen op deze overeenkomst, anders dan voortvloeiende uit wijzigingen van C.A.O. voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken, kunnen slechts plaatsvinden door middel van een door beide partijen getekend geschrift.
(…)”
2.4.
Over de periode 2011 tot en met 2016 heeft [eiser01] naast de salarisverhogingen conform de CAO voor de Drankenindustrie en de Groothandel in dranken (hierna: CAO), de volgende jaarlijkse verhogingen ontvangen:
01/01/2013 1,75%
01/08/2014 1,45%
01/01/2015 1,45%
01/01/2016 1,45%
2.5.
De Kuyper heeft met ingang van 1 mei 2017 een nieuw salarissysteem ‘Mercer’ ingevoerd. Aan alle werknemers van De Kuyper is de keuze voorgelegd 1) om deel te nemen aan het nieuwe systeem of 2) tot het behouden van de cao verhogingen.
2.6.
In de toelichting over het nieuwe salarissysteem die in april 2017 aan alle werknemers is gestuurd, is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
Alle functies zijn op basis van functieomschrijvingen ingedeeld (….) in niveau A t/m K, zie bijlage 1.
Bij de niveaus hoort het salarishuis uit bijlage 2
Dit salarishuis zal periodiek (2-3 jaarlijks) worden geüpdatet met de marktcijfers, waardoor inflatiecorrectie wordt toegepast.
Voor de jaarlijkse salarisronde zal gebruik worden gemaakt van de tabel uit bijlage 3.
Hierbij dient te worden aangemerkt dat de directie jaarlijks de percentages in deze tabel zal vaststellen, afhankelijk van de resultaten van de onderneming, (…).
Met dit nieuwe systeem komen de cao verhogingen te vervallen. Alleen de bepalingen uit de cao m.b.t. salaris en salarisverhogingen komen te vervallen, alle overige onderdelen uit de cao blijven geldig. Omdat de cao verhogingen in ieders arbeidsovereenkomst staan moeten we hierover met elke medewerker individuele afspraken maken. Iedereen moet nu kiezen of in de toekomst alleen nog cao verhogingen of deelname aan het nieuwe systeem. (…)
De jaarlijkse salarisronde zal voortaan per 1 mei, de start van het nieuwe boekjaar plaatsvinden. (…)
Vervolgens zullen alle leidinggevende met alle mensen hun individuele situatie bespreken (…)”
2.7.
Zowel [eiser02] als [eiser01] hebben ervoor gekozen om
geengebruik te maken van het nieuwe salarissysteem. In de bevestiging van de keuze die zij hebben gemaakt is, voor zover van belang, opgenomen:
“(…)
Je arbeidsovereenkomst blijft onveranderd van kracht.
(…)”
2.8.
In 2017 en 2018 hebben [eiser02] en [eiser01] naast eventuele CAO verhogingen geen verhoging gekregen.
2.9.
[eiser02] heeft in 2019 en 2020 de verhogingen conform de CAO ontvangen. Deze CAO verhogingen zijn aanvankelijk niet aan [eiser01] toegekend. Bij brief van 17 december 2020 heeft De Kuyper aan [eiser01] te kennen gegeven dat hij recht heeft op compensatie vanuit de CAO over de periode 2017 tot en met december 2020 en is aan hem een bedrag van € 2.543,99 bruto uitbetaald.
2.10.
Per e-mailbericht van 10 januari 2020 hebben [eiser02] en [eiser01] aan de HR- directeur van De Kuyper te kennen gegeven dat zij van mening zijn dat zij alsnog recht hebben op toekenning van de jaarlijkse verhogingen en daarover met HR in gesprek te willen gaan.
2.11.
[eiser01] heeft de brief van De Kuyper van 30 april 2020, waarin hem nogmaals wordt gevraagd te bevestigen dat hij de keuze maakt voor het nieuwe salarissysteem Mercer, voor akkoord getekend.
2.12.
In 2020 en 2021 is aan [eiser02] geen verhoging toegekend. Aan [eiser01] is over 2021 wel een verhoging toegekend.
2.13.
Namens [eiser02] en [eiser01] is De Kuyper op 11 augustus 2021 aangeschreven tot betaling van het achterstallige loon.
2.14.
Per e-mailbericht van 13 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser02] en [eiser01] aan de gemachtigde van De Kuyper geschreven dat de brieven van 11 augustus 2021 tevens moeten worden opgevat als stuiting van de verjaring van de vorderingen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser02] en [eiser01] eisen samengevat:
  • voor recht te verklaren dat De Kuyper door de afschaffing van de jaarlijkse periodieke verhoging / door de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst ten aanzien van de jaarlijkse periodieke verhogingen, tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met [eiser02] en [eiser01] , althans onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld;
  • De Kuyper te veroordelen om aan [eiser02] te betalen:
€ 24.551,80 bruto aan achterstallig loon, 2% eindejaarsuitkering en 8% vakantietoeslag, met rente;
€ 13.503,49 bruto aan wettelijke verhoging, met rente;
€ 1.264,63 aan buitengerechtelijke koste, met rente;
- De Kuyper te veroordelen om aan [eiser01] te betalen:
€ 9.349,78 bruto aan achterstallige loon, 2% eindejaarsuitering en 8% vakantietoeslag, met rente;
€ 4.674,89 bruto aan wettelijke verhoging, met rente;
€ 1.019,41 aan buitengerechtelijke kosten, met rente;
  • De Kuyper te veroordelen om naast de betaling van de hiervoor genoemde bedragen, alle overige, reeds ingetreden gevolgen van de afschaffing van de jaarlijkse periodieke verhoging/van de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst betreffende de jaarlijkse periodieke verhoging, ten aanzien van de overeengekomen periodieke (loons-) verhogingen, eenmalige uitkeringen en/of pensioenafdracht op basis van de CAO en de (onkosten)vergoedingen ongedaan te maken op zodanige wijze dat [eiser02] en [eiser01] met terugwerkende kracht (met ingang van 1 januari 2017) netto geen nadeel ondervinden van de afschaffing/eenzijdige wijziging, zulks binnen twee weken na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat De Kuyper in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom;
  • De Kuyper te veroordelen om aan [eiser02] en [eiser01] binnen twee weken na betekening van het vonnis een bruto/netto specificatie te verstrekken van de betalingen waartoe De Kuyper op grond van het vonnis wordt veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of dagdeel dat De Kuyper in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom;
  • De Kuyper te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser02] en [eiser01] baseren de eis, samengevat, op het volgende.
Naast de (jaarlijkse) verhogingen op grond van de CAO, ontvingen [eiser02] en [eiser01] ook een jaarlijkse periodieke verhoging van hun loon. Deze periodieke verhoging is door De Kuyper zelf ingevoerd, werd jaarlijks door De Kuyper bepaald en stond los van de CAO. [eiser02] en [eiser01] zijn van mening dat de periodieke verhoging een arbeidsvoorwaarde betreft. Met de invoering van het nieuwe salarissysteem heeft De Kuyper de periodieke verhoging afgeschaft. De Kuyper heeft daarmee een eenzijdige wijziging in de arbeidsovereenkomst doorgevoerd zonder dat zij daartoe gerechtigd was. [eiser02] en [eiser01] hebben daarom aanspraak op betaling van de periodieke verhogingen over hun loon vanaf 1 januari 2017.
3.3.
De Kuyper heeft de eis gemotiveerd betwist. De Kuyper heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Er is geen sprake geweest van periodieke verhogingen, maar van percentages die de managers op basis van eigen inzichten ten behoeve van een personeelslid mochten toekennen. Het percentage werd door De Kuyper bepaald, was afhankelijk van de resultaten van de onderneming en van de individuele performance van de werknemer. Het kwam ook voor dat aan een werknemer geen verhoging werd toegekend. Er is aldus geen sprake geweest van reguliere en bestendige verhogingen. De Kuyper betwist daarom dat [eiser02] en [eiser01] aanspraak hebben op de gevorderde verhogingen. Indien ervan wordt uitgegaan dat wel sprake was van een arbeidsvoorwaarde, mocht De Kuyper deze voorwaarde eenzijdig wijzigen.

4.De beoordeling

Is er sprake van een arbeidsvoorwaarde?
4.1.
Het eerste geschilpunt tussen partijen is de vraag of de verhogingen/percentages (hierna: verhogingen) die [eiser02] en [eiser01] over hun loon hebben ontvangen een arbeidsvoorwaarde betreffen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.1.1.
Vooropgesteld wordt dat het toekennen van periodieke verhogingen, zonder dat daaraan een contractueel beding ten grondslag ligt, bij de werknemer verwachtingen oproept, echter dat heeft niet zonder meer tot gevolg dat een werknemer recht heeft op deze verhogingen. Daarvoor zijn nadere omstandigheden nodig.
4.1.2.
Zowel [eiser02] als [eiser01] hebben vanaf het moment dat zij één jaar bij De Kuyper in dienst waren tot 2017, het jaar waarin het nieuwe salarissysteem is ingevoerd, jaarlijks een verhoging gekregen. Ook ruim voordat [eiser02] en [eiser01] bij De Kuyper zijn gaan werken was het toekennen van de jaarlijkse verhogingen vaste praktijk. Desgevraagd heeft De Kuyper te kennen gegeven dat uitsluitend in 2005 geen verhoging is toegekend omdat het dat jaar door de accijnsverhogingen niet mogelijk was om haar werknemers een verhoging toe te kennen.
4.1.3.
Niet gebleken is dat De Kuyper ten aanzien van de jaarlijkse verhoging aan de werknemers kenbaar heeft gemaakt dat deze onverplicht was en dat daaraan geen rechten konden worden ontleend. Ook is, gelet op de verklaring van [eiser02] en [eiser01] dat niet over de verhoging werd onderhandeld en gewoon een verhoging werd toegekend en De Kuyper daar niets voldoende concreets tegenover heeft gesteld, niet komen vast te staan dat sprake was van een individuele onderhandeling over de toe te kennen verhoging, dan wel dat de verhoging een onderdeel was van een beoordelings- en of functioneringsgesprek. Er is ook nimmer schriftelijk over de toekenning van percentages (en de hoogte daarvan) met de werknemers gecommuniceerd.
4.1.4.
Dat aan het toekennen van de verhoging voorwaarden werden gesteld, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst ten aanzien van de winstuitkering, is niet komen vast te staan. Dat er slechts een verhoging plaatsvond bij uitzonderlijk functioneren en op basis van individuele onderhandelingen, zoals De Kuyper bij conclusie van antwoord heeft betoogd, is niet gebleken en ter zitting heeft De Kuyper ook erkend dat dit niet het geval was. Desgevraagd gaf De Kuyper aan dat - hetgeen overigens door [eiser02] en [eiser01] wordt betwist - er in een beperkt aantal gevallen bij slecht functioneren geen jaarlijkse verhoging werd toegekend. Zoals uit het intern memo (zie productie 2 bij conclusie van antwoord) kan worden afgeleid, is december de maand waarin de jaarlijkse salarisronde plaatsvindt en werd aan elk MT-lid een gemiddeld percentage toegekend dat onder zijn/haar mensen mocht worden verdeeld. Uit het intern memo blijkt niet dat aan de verdeling nog specifieke voorwaarden werden verbonden. De manager handelde naar bevind van zaken, waarbij het functioneren kennelijk wel een rol kon spelen bij de hoogte van de toe te kennen jaarlijkse verhoging. Immers aan [eiser02] is op enig moment een percentage van 6% toegekend (een aanzienlijk hoger percentage dan de jaren ervoor en erna), volgens [eiser02] had dit te maken met het behalen van zijn HBO-diploma en volgens De Kuyper had dit te maken met een functieverzwaring. Kortom, dat de verhoging slechts aan een beperkte groep werknemers en onder voorwaarden werd toegekend is dus niet komen vast te staan.
4.1.5.
Bij deze gang van zaken, waarbij gedurende lange tijd jaarlijks een verhoging werd toegekend, zonder wezenlijke uitzonderingen en zonder dat daaraan voorwaarden werden gesteld, mochten [eiser02] en [eiser01] er op rekenen dat zij jaarlijks de verhoging zouden ontvangen en is aldus sprake van een arbeidsvoorwaarde. Dat het percentage van de verhoging niet elk jaar hetzelfde was en ook verschillend was tussen de werknemers, doet niet af aan het oordeel dat sprake is van een arbeidsvoorwaarde.
4.2.
Omdat sprake is van een arbeidsvoorwaarde, zal de kantonrechter vervolgens beoordelen of deze arbeidsvoorwaarde (met invoering van het nieuwe salarissysteem) door De Kuyper rechtsgeldig eenzijdig is gewijzigd.
Eenzijdige wijziging
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarde niet rechtsgeldig. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.1.
De Kuyper heeft ervoor gekozen om niet iedereen in het nieuwe salarissysteem te laten inpassen, maar om werknemers zelf de keuze te laten maken 1) om deel te nemen aan het nieuwe systeem of 2) tot het behouden van de cao verhogingen. Bij de keuze voor het behouden van de cao verhogingen - het oude systeem - is in de bevestiging opgenomen ‘
Je arbeidsovereenkomst blijft onveranderd van kracht’. Dat laatste was echter in de praktijk niet het geval, want de aanspraak op de jaarlijkse verhogingen verviel.
4.3.2.
In de arbeidsovereenkomsten van [eiser02] en [eiser01] staat geen beding als bedoeld in artikel 7:613 BW. Deze bepaling kan daarom geen grondslag bieden voor de eenzijdige wijziging.
4.3.3.
Over een wijziging van de arbeidsvoorwaarden moet daarom tussen werkgever en werknemer overeenstemming worden bereikt. Daarbij zijn de uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichtingen voor beide partijen van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de werkgever in de gewijzigde omstandigheden als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden en of het door hem gedane voorstel redelijk is. In de tweede plaats dient te worden beoordeeld of de aanvaarding van dit redelijke voorstel van de werknemer gevergd kan worden.
4.3.4.
In deze beoordelingen dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Daartoe behoren de aard van de gewijzigde omstandigheden die tot het voorstel aanleiding hebben gegeven, de aard en impact van het gedane voorstel, het belang van de werkgever en de door hem gedreven onderneming, de positie van de betrokken werknemer aan wie het voorstel wordt gedaan en zijn belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarde.
4.3.5.
Concreet moet er dus worden getoetst of er een redelijke grond was de arbeidsvoorwaarde te wijzigen, of De Kuyper aan [eiser02] en [eiser01] daartoe een redelijk voorstel heeft gedaan, en in het bevestigende geval: of van [eiser02] en [eiser01] in redelijkheid kon worden gevergd dit voorstel te aanvaarden.
4.3.6.
De Kuyper heeft aangevoerd dat zij het salarissysteem heeft aangepast vanwege het feit dat vele concurrerende bedrijven in de markt hiertoe zijn overgegaan en zij hiermee de marktconformiteit van haar beloningen kan waarborgen. Voorts is volgens De Kuyper het voordeel van het nieuwe systeem dat het ook voorziet in een beloningssysteem met een module voor individuele prestaties. Volgens De Kuyper zijn de verhogingen in het nieuwe salarissysteem vaak hoger en dus beter voor de individuele werknemer, zolang de werknemer niet boven de 100% van de Mercer schaal zit. Indien de werknemer boven de 100% van de Mercer schaal zit, kon de medewerker ook kiezen voor behoud van de cao-verhogingen.
4.3.7.
De enkele omstandigheid dat met het nieuwe salarissysteem De Kuyper de marktconformiteit van haar beloningen kan waarborgen is onvoldoende voor de rechtvaardiging van het voorstel.
4.3.8.
Daar komt bij dat naar het oordeel van de kantonrechter het voorstel van De Kuyper niet als redelijk is te bestempelen. Voor de werknemers die niet voor het nieuwe salarissysteem kozen had dit een wezenlijke beperking in de loonontwikkeling tot gevolg, immers de jaarlijkse verhogingen kwamen te vervallen. Bovendien is in het voorstel niet voorzien in maatregelen die het financiële nadeel van de werknemers die niet voor het nieuwe systeem zouden kiezen te compenseren. Van de werknemers kan daarom in redelijkheid niet worden gevergd in te stemmen met het voorstel.
4.3.9.
Het feit dat de OR bij de wijziging van het salarissysteem is betrokken en met de wijziging heeft ingestemd weegt als omstandigheid mee, maar neemt de hiervoor genoemde bezwaren ten aanzien van de redelijkheid van de wijziging en de in redelijkheid te vergen aanvaarding daarvan door de werknemers niet weg.
4.3.10.
De wijziging van het salarissysteem heeft daarom niet tot gevolg dat de rechten van [eiser02] en [eiser01] op de jaarlijkse verhogingen zijn komen te vervallen. [eiser02] en [eiser01] kozen er immers voor om niet deel te nemen aan het nieuwe systeem, waarbij hun arbeidsovereenkomst onveranderd van kracht bleef.
Verklaring voor recht
4.4.
Omdat De Kuyper de arbeidsvoorwaarde niet heeft mogen wijzigen, is De Kuyper in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met [eiser02] en [eiser01] tekort geschoten en zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
Achterstallig loon
4.5.
[eiser02] en [eiser01] vorderen betaling van achterstallig salaris. Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag hebben [eiser02] en [eiser01] ieder een berekening in het geding gebracht.
[eiser02]
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient bij de berekening van het gemiddelde de verhoging van 2012 van 6% buiten beschouwing te worden gelaten, omdat zowel [eiser02] als De Kuyper het er over eens zijn dat deze verhoging van doen had met een bijzondere omstandigheid. De referentieperiode voor de berekening van de gemiddelde verhoging dient naar het oordeel van de kantonrechter de periode over 2009 tot en met 2016 te betreffen. Gelet op de hiervoor onder r.o. 2.2. genoemde percentages komt de kantonrechter uit op een gemiddelde van 2,84 % (19,94:7). Uit de berekening van [eiser02] blijkt dat hij voor de berekening van het achterstallig salaris over de periode vanaf 2017 is uitgegaan van een jaarlijkse verhoging van 2,64% (zie productie 46 bij dagvaarding), de op basis daarvan berekende vordering, te weten een bedrag van € 24.551,80 bruto aan achterstallig salaris, te vermeerderen met € 491,04 aan eindejaarsuitkering en € 1.964,14 aan vakantietoeslag is derhalve toewijsbaar.
[eiser01]
4.7.
Uitgaande van de onder r.o. 2.4. genoemde percentages over de referentieperiode van 2013 tot en met 2016 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse verhoging 1,5%. De berekening van [eiser01] is in zoverre toewijsbaar, nu hij in zijn berekening een percentage van 1,45 % respectievelijk 1,5% hanteert. Echter, vanaf het moment dat [eiser01] koos om zich te laten belonen volgens het Mercer-systeem geldt voornoemde rechtsgrond voor toekenning van de jaarlijkse verhoging niet langer. Wanneer [eiser01] precies overging op de beloning volgens Mercer is thans onvoldoende helder; was dit reeds in 2019, per januari 2020 of pas vanaf het moment van ondertekening van de brief van 30 april 2020? Het debat tussen partijen is op dit punt onvoldoende uitgekristalliseerd. [eiser01] dient zich hierover bij akte nader uit te laten en daarbij tevens een aangepaste berekening over te leggen, derhalve tot het moment van toetreden tot het Mercer-systeem. De Kuyper kan hierop vervolgens bij antwoordakte reageren.
Verhoging 2020
4.8.
Het verweer van De Kuyper dat [eiser02] en [eiser01] over 2020 geen aanspraak op een verhoging hebben omdat 2020 een coronajaar was, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Het had op de weg van De Kuyper gelegen stukken in het geding te brengen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er financieel geen ruimte was voor het toekennen van een verhoging.
Verjaring
4.9.
De Kuyper heeft onder verwijzing naar de dag waarop de dagvaarding is uitgebracht aangevoerd dat [eiser01] en [eiser02] pas vanaf 22 november 2017 een vorderingsrecht hebben. Gelet op het e-mailbericht van 13 oktober 2021 van mr. van Tricht (zie ro. 2.15), waarvan de ontvangst niet is betwist, kan dit verweer niet slagen.
Wettelijke verhoging
4.10.
In de omstandigheid dat in deze procedure tussen partijen is geoordeeld dat de verhoging een arbeidsvoorwaarde is en De Kuyper deze niet eenzijdig heeft mogen wijzigen, ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging toe te kennen. Het percentage wordt vastgesteld op 15%.
4.11.
In afwachting van de te nemen akte(s) houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
draagt eisers op zich bij akte nader uit te laten als bedoeld in r.o. 4.7., en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van deze rechtbank, team kanton op:
woensdag 27 september 2023 om 14.30 uur, waarna De Kuyper een termijn van 4 weken wordt gegund om hierop bij antwoordakte te reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
754