ECLI:NL:RBROT:2023:8256

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/10/663294 / KG ZA 23-714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing contactverbod in kort geding tussen man en vrouw met minderjarige dochter

In deze zaak, die op 8 september 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde de man een contactverbod tegen de vrouw, zijn echtgenote, in het kader van een kort geding. De man stelde dat hij zich aan een eerder opgelegd contactverbod diende te houden, maar dat de vrouw contact met hem zocht, wat hem in de problemen zou kunnen brengen. De vrouw had eerder aangifte gedaan van bedreiging en stalking tegen de man, en er was een contactverbod opgelegd aan de man. De voorzieningenrechter oordeelde dat de handelwijze van de vrouw op zichzelf niet ernstig onrechtmatig was en dat er geen reële vrees voor herhaling van onrechtmatig gedrag bestond. De rechter benadrukte dat voor het toewijzen van een contactverbod ernstig onrechtmatig handelen en concreet gevaar voor herhaling vereist zijn. De vorderingen van de man werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van mediation en begeleiding in plaats van een contactverbod, gezien de verstoorde relatie tussen de partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/663294 / KG ZA 23-714
Vonnis in kort geding van 8 september 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
eiser,
advocaat mr. L.M. van den Dungen te Venlo,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde,
advocaat mr. V. Vos te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
De procedure is ingeleid met de dagvaarding van 7 augustus 2023, gericht aan ZEKER Financiële Zorgverlening B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van de vrouw (hierna: de bewindvoerder), met 3 producties.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 15 augustus 2023 is de bewindvoerder niet verschenen en gedaagde evenmin. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan de man meegedeeld dat de vorderingen, zoals die in de dagvaarding zijn geformuleerd, moeten worden ingesteld tegen de vrouw en niet tegen de bewindvoerder, omdat de vorderingen geen verband houden met de gelden en goederen van de vrouw. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de man in de gelegenheid gesteld om de dagvaarding aan de vrouw als gedaagde te doen betekenen.
1.3.
Bij dagvaarding van 22 augustus 2023, met 3 producties, heeft de man de vrouw opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
1.4.
Op 23 augustus 2023 heeft de vrouw een conclusie van antwoord, met 3 producties, ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2023. Partijen hebben ter zitting bij monde van hun advocaat hun standpunten nader toegelicht. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat er vonnis wordt gewezen.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn op 3 november 2021 met elkaar gehuwd en hebben samen een minderjarige dochter waarover zij beiden het gezag hebben (hierna: de dochter).
2.2.
Met ingang van 29 september 2022 is de dochter uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Vanaf 9 juni 2023 is de dochter teruggeplaatst bij de vrouw. De ondertoezichtstelling loopt nog.
2.3.
De vrouw heeft meerdere malen tegen de man aangifte gedaan bij de politie, waaronder aangifte van bedreiging op 10 september 2022 en aangifte van stalking op
19 oktober 2022. Aan de man is een huis- en contactverbod met betrekking tot de vrouw opgelegd.
2.4.
In november 2022 heeft de vrouw het verzoek tot echtscheiding ingediend.
Die procedure loopt nog.
2.5.
Op 6 juli 2023 is de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 175 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 60 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. Daarbij is aan de man een contactverbod ten aanzien van de vrouw opgelegd gedurende de proeftijd. Die veroordeling zag niet op stalking. Op 7 juli 2023 is de man in vrijheid gesteld.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te verbieden om zich gedurende 2 jaar, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen duur, na betekening van het te wijzen vonnis, in welke vorm dan ook, contact op te nemen met de man of hem persoonlijk en/of via telefoon en/of SMS en/of WhatsApp te benaderen en de vrouw te verbieden berichten aan de man te zenden via Facebook, Instagram dan wel overige pagina’s op internet, op straffe van een aan de man te verbeuren dwangsom van
€ 500,00 voor iedere keer dat de vrouw dit verbod overtreedt, zulks tot een maximum van
€ 50.000,00, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat het gevorderde contactverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht op de persoonlijke levenssfeer en het recht om zich in vrijheid te uiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is vereist dat sprake is van ernstig onrechtmatig handelen en van concreet gevaar voor herhaling daarvan. Het ligt op de weg van de man om zijn stellingen op dat punt aannemelijk te maken.
De voorzieningenrechter beoordeelt of de aannemelijk geworden feiten en omstandigheden, na afweging van de betrokken belangen van partijen, het opleggen van een contactverbod kunnen rechtvaardigen. Bovendien moeten de vorderingen van de man zo spoedeisend zijn dat van hem niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij zich wenst te houden aan het voor hem geldende contactverbod, maar dat de vrouw contact blijft zoeken met hem en hem daarmee in de problemen brengt. Hij maakt zich zorgen dat hij dan weer opgepakt wordt terwijl hij net een nieuwe baan heeft, die dan in gevaar komt. Ook is hij bang dat het de omgang met zijn dochtertje negatief beïnvloedt. Om daaraan een einde te maken, heeft de man er volgens hem belang bij dat (ook) op de vrouw een contactverbod wordt opgelegd.
4.3.
Ter onderbouwing van zijn stelling wijst de man op twee incidenten van 24 oktober 2022 respectievelijk 14 juni 2023. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.3.1.
Vaststaat dat partijen elkaar op vrijwillige basis hebben ontmoet in een hotel op 24 oktober 2022. De stelling van de man dat hij door de vrouw is benaderd om te praten over de dochter, is betwist door de vrouw. Volgens de vrouw was het juist de man die haar benaderde en haar overhaalde om elkaar te ontmoeten en de kwestie omtrent de dochter te bespreken. De man heeft een proces-verbaal van bevindingen van een politie-inspecteur van 25 oktober 2022 overgelegd, waarin de inspecteur verklaart dat na nader onderzoek was gebleken dat de vrouw contact had opgenomen met de man. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk dat in dit incident het initiatief bij de vrouw lag.
4.3.2.
De man verwijt de vrouw dat zij op 14 juni 2023 bij de politie een valse melding heeft gedaan of laten doen dat de man vanuit PI Krimpen aan den IJssel contact zou hebben gezocht met de vader van de vrouw om de vrouw te spreken te krijgen. Uit het door de man overgelegde proces-verbaal van een politie-inspecteur van 15 juni 2023 blijkt dat de melding is gedaan door stichting Arosa, de hulpverlener van de vrouw (hierna: Arosa). Ter zitting heeft de aanwezige vertegenwoordiger van Arosa desgevraagd verklaard dat zij die melding heeft gedaan nadat en omdat zij de vader van de vrouw had gesproken en dat zij verplicht is om van een dergelijk incident melding te maken, gelet op het in deze zaak toepasselijk verklaarde stalking protocol. De stelling van de man dat het feitelijk onmogelijk is dat hij contact heeft gezocht, omdat hij sinds 23 maart 2023 verbleef in PI Dordrecht en hij daar steeds vanaf 16.30 uur werd ingesloten, is niet onderbouwd. Daarmee heeft de man onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hier sprake is geweest van een valse melding door de vrouw. Voor de beslissing op de vordering is dit overigens niet van belang, want het gaat niet om een actie van de vrouw die een contactverbod zou rechtvaardigen. Er is immers hoogstens een melding aan de politie gedaan over de man.
4.4.
Daarnaast is ter zitting aan de orde gekomen dat partijen elkaar op 4 augustus 2023 hebben getroffen in Den Hoorn. De man stelt in dat kader dat hij daar was in verband met zijn werk. De vrouw heeft hem toen aangesproken. Verder verklaart hij dat de vrouw na die ontmoeting achter hem aan is gereden en daarnaast zijn werkgever heeft gebeld. Naar aanleiding daarvan heeft de man bij de politie aangifte gedaan tegen de vrouw. De vrouw betwist echter dat zij achter de man is aangereden en dat zij de werkgever van de man heeft gebeld. Zij heeft de man die dag daar inderdaad gezien, maar dat was puur toeval. Zij heeft stukken overgelegd die bevestigen dat zij die dag haar zwangere vriendin vergezelde om een echoscopist te bezoeken en die weergeven hoe zij naar die locatie is gereden en terug naar huis. Gelet daarop en bij gebrek aan enige onderbouwing aan de kant van de man, is onvoldoende aannemelijk dat de vrouw contact met hem of met zijn werkgever heeft gezocht.
4.5.
De man heeft zijn standpunt dat de vrouw steeds contact met hem opzoekt en/of onjuistheden verspreidt om hem in de problemen te brengen, verder niet geconcretiseerd.
4.6.
Uit het voorgaande vloeit voort dat vooralsnog alleen aannemelijk is geworden dat de vrouw op 24 oktober 2022 contact heeft gezocht met de man. Hoewel er serieuze aanwijzingen zijn dat er sprake is van een zeer verstoorde relatie tussen partijen, is die handelwijze op zichzelf niet ernstig onrechtmatig, noch kan daaruit worden geconcludeerd dat de vrees van de man voor herhaling reëel is en evenmin dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Dat leidt tot het oordeel dat het gevorderde contactverbod onder de gegeven omstandigheden niet toewijsbaar is.
4.7.
Los daarvan wordt nog opgemerkt dat het gevorderde contactverbod maar zeer ten dele geschikt zou zijn om tegen te gaan dat de man, wegens acties van de vrouw en/of zijn reactie daarop, weer wordt opgepakt. Daarvoor zijn meer en andere maatregelen nodig, zoals mediation en/of begeleiding of therapie, zodat de relatie tussen partijen als ouders min of meer genormaliseerd wordt.
4.8.
De vorderingen worden daarom afgewezen.
4.9.
Nu partijen getrouwd zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.
2091 / 106