ECLI:NL:RBROT:2023:8297

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
10295838
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bewijsopdracht over de inhoud van een koopovereenkomst voor een driezitsbank met elektrische relaxfunctie

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres01] en Sedere B.V. (handelend onder de naam Lederland) over de inhoud van een koopovereenkomst. [eiseres01] heeft op 27 november 2022 een driezitsbank en een fauteuil gekocht voor € 4.000,-, waarbij zij een aanbetaling van € 1.000,- heeft gedaan. De kern van het geschil betreft de vraag of de driezitsbank met of zonder elektrische relaxfunctie is gekocht. [eiseres01] stelt dat zij de bank mét deze functie heeft aangeschaft, terwijl Lederland betwist dat deze functie onderdeel van de overeenkomst is. De kantonrechter heeft op 8 september 2023 een tussenvonnis gewezen waarin partijen zijn toegelaten om bewijs te leveren van hun standpunten. De rechter heeft vastgesteld dat de tekst van de overeenkomst onduidelijk is en dat de verklaringen van beide partijen voorafgaand aan de koop niet vaststaan. De kantonrechter heeft beide partijen opgedragen om bewijs te leveren van hun claims, met een rolzitting gepland op 18 oktober 2023. De rechter heeft ook de mogelijkheid voor partijen gesuggereerd om onderling tot een oplossing te komen, gezien het beperkte financiële belang van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10295838 CV EXPL 23-2452
datum uitspraak: 8 september 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.M.C. Wessels,
tegen
Sedere B.V., die handelt onder de naam
Lederland Rotterdam,
vestigingsplaats: Leiderdorp,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
gemachtigde: mr. E.L.P. Custers.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘Lederland’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, dat een tegeneis bevat, met bijlagen;
  • de brief van [eiseres01] , met een bijlage;
  • de spreekaantekeningen van [eiseres01] .
1.2.
Op 5 juli 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de partijen en de gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
Op 27 november 2022 heeft [eiseres01] in de winkel van Lederland voor € 4.000,- een driezitsbank en een fauteuil gekocht. Ze heeft toen direct € 1.000,- aanbetaald. De dag erna is er een discussie ontstaan tussen de partijen over de vraag of [eiseres01] de driezitsbank mét of zónder elektrische relaxfunctie heeft gekocht. Volgens [eiseres01] is het antwoord: mét. Zij eist daarom (primair) in deze procedure dat Lederland wordt veroordeeld om de bank met die functie en de fauteuil af te leveren. Als de kantonrechter deze eis niet toewijst eist [eiseres01] (subsidiair) dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en dat Lederland wordt veroordeeld om de aanbetaling van € 1.000,- terug te betalen. [eiseres01] vindt dat Lederland in beide gevallen een schadevergoeding van € 250,- en de kosten van de procedure aan haar moet betalen.
2.2.
Lederland is het niet eens met de eisen. Volgens haar heeft [eiseres01] een bank zónder de elektrische relaxfunctie gekocht. De eis om de bank met die functie te leveren moet daarom volgens haar worden afgewezen en er is ook geen reden om de overeenkomst te ontbinden. Mocht de kantonrechter de overeenkomst wel ontbinden, dan vindt Lederland dat zij recht heeft op de annuleringsvergoeding uit de algemene voorwaarden. Lederland wil daarnaast nog steeds de bank zonder functie en de fauteuil aan [eiseres01] leveren. Ze eist daarom (als tegeneis) dat [eiseres01] wordt veroordeeld om op de dag van levering € 3.000,- aan haar te betalen (het restant van de koopsom). Tenslotte eist ze dat [eiseres01] wordt veroordeeld om de proceskosten te betalen, met rente.
2.3.
De kantonrechter kan nog geen eindoordeel geven en laat partijen toe om bewijs te leveren van hun standpunt. In dit vonnis wordt dit oordeel toegelicht.
Hoe moet de overeenkomst worden uitgelegd?
2.4.
Beide partijen eisen in deze procedure dat de andere partij wordt veroordeeld om de overeenkomst na te komen. Maar de vraag is wat de inhoud van die overeenkomst is. Voor het antwoord op die vraag is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang. Ook de betekenis die de partijen aan de overeenkomst mogen toekennen weegt mee. Daarbij zijn de omstandigheden van het geval en wat partijen van elkaar mochten verwachten relevant (de Haviltexnorm).
De tekst van de overeenkomst is onduidelijk
2.5.
Op de verkooporder staat als omschrijving “
3 zitsbank + functie (2 ks).” Wat het woord ‘functie’ inhoudt is in die overeenkomst niet gespecificeerd. Volgens [eiseres01] ziet dit op de elektrische relaxfunctie. Volgens Lederland is gekozen voor deze productomschrijving omdat [eiseres01] mogelijk een extra functie wilde bijbestellen, maar zij nog geen concrete keuze had gemaakt. Als zij daadwerkelijk een elektrische functie had gekocht dan zou dit volgens Lederland apart op de order zijn vermeld.
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat voorafgaand aan de koop is gesproken over extra functies van de driezitsbank. Maar wat daarover uiteindelijk is afgesproken is uit de tekst van de verkooporder niet op te maken. Zowel de uitleg van [eiseres01] als die van Lederland kan kloppen.
Het prijzenblad en de prijscatalogus zijn geen onderdeel van de overeenkomst
2.7.
Het prijzenblad en de prijzencatalogus die Lederland heeft overgelegd kunnen hierbij ook niet helpen, omdat die geen onderdeel zijn van de overeenkomst. [eiseres01] heeft namelijk onbetwist gesteld dat deze documenten niet aan haar zijn getoond en niet met haar zijn besproken. De documenten zijn dus maar beperkt relevant. Hieruit kan alleen worden opgemaakt dat een bank met een relaxfunctie normaal gesproken aanmerkelijk duurder is dan wat [eiseres01] hiervoor heeft betaald. Omdat de inhoud van de overeenkomst niet duidelijk is, zijn de overige omstandigheden van extra groot belang.
De verklaringen voorafgaand aan de koop staan niet vast
2.8.
[eiseres01] stelt dat zij met [naam01] , de verkoopster, specifiek heeft afgesproken dat de functie is inbegrepen. Zij heeft tijdens de zitting onbetwist gesteld dat in de showroom een exemplaar met elektrische relaxfunctie stond. [eiseres01] stelt dat zij [naam01] heeft gevraagd of zij de bank op deze manier zou krijgen en dat [naam01] die vraag bevestigend heeft beantwoord. Lederland betwist dit. Zij voert aan dat [eiseres01] nog niet zeker wist of zij een extra functie wilde op de bank. Het is dus het woord van [eiseres01] tegen het woord van Lederland. Wat er precies is besproken voorafgaand aan de koopovereenkomst staat op dit moment dus niet vast.
De verklaringen na de koop staan ook niet vast
2.9.
[eiseres01] stelt verder dat zij na de koop heeft gesproken met [naam02] , een medewerker van Lederland, en dat die heeft bevestigd dat sprake was van een fout van Lederland. Ook dit is betwist door Lederland. Wat na sluiting van de koopovereenkomst is verklaard staat dus ook niet vast.
Conclusie: de inhoud van de overeenkomst staat niet vast
2.10.
Kortom, de tekst van de overeenkomst is onduidelijk, het prijzenblad en de prijzencatalogus zijn daar geen onderdeel van, en wat voor en na de koop is verklaard staat niet vast. De kantonrechter kan daarom nu niet oordelen dat de uitleg die één van de partijen aan de overeenkomst geeft vast staat.
Beide partijen mogen bewijs leveren
2.11.
In conventie beroept [eiseres01] zich op de rechtsgevolgen van de feiten die zij stelt. Zij draagt daarom in conventie de bewijslast (de hoofdregel van artikel 150 Rv). [eiseres01] heeft tijdens de zitting betoogd dat Lederland in afwijking van deze hoofdregel de bewijslast draagt, omdat sprake is van consumentenkoop. Dit betoog slaagt niet. Het bewijsvermoeden speelt pas als vaststaat wat is overeengekomen en het geleverde daarvan afwijkt (artikel 7:18a lid 2 BW). Daarvan is hier geen sprake, zodat [eiseres01] ‘gewoon’ de bewijslast draagt. [eiseres01] heeft bewijs aangeboden. Zij wordt toegelaten tot het leveren daarvan.
2.12.
In reconventie beroept Lederland zich op de rechtsgevolgen van de feiten die zij stelt. Zij draagt daarom in reconventie de bewijslast (artikel 150 Rv). Ook zij heeft bewijs aangeboden en wordt toegelaten dat te leveren.
2.13.
Eventueel aanvullend schriftelijk bewijs kunnen partijen uiterlijk op de rolzitting van 18 oktober 2023 inleveren. Mochten partijen getuigen willen laten horen, dan kunnen zij de namen en personalia van die getuigen ook op die rolzitting doorgeven. Nadat de partijen bewijs hebben geleverd, mogen zij tegenbewijs leveren van elkaars bewijsopdracht. De kantonrechter kan zich goed voorstellen dat daar tegen die tijd geen behoefte aan bestaat, aangezien het tegenbewijs waarschijnlijk (volledige of grote) overlap zal hebben met het bewijs van de eigen stelling, aangezien deze het ‘spiegelbeeld’ van elkaar zijn. Partijen mogen pas inhoudelijk op elkaars bewijs reageren als het leveren van bewijs door beide partijen is afgerond. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs geleverd is.
Ruimte voor overleg
2.14.
De kantonrechter geeft partijen in overweging om te proberen alsnog onderling afspraken te maken. Doordat partijen nog bewijs mogen leveren zullen zij allebei nog tijd en (directe of indirecte) kosten moeten besteden aan deze zaak, terwijl er een risico bestaat dat de eis wordt afgewezen. Wellicht is dit, in combinatie met het beperkte financiële belang van de zaak, aanleiding om tot afspraken te komen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
draagt [eiseres01] op om te bewijzen dat zij van Lederland een driezitsbank met elektrische relaxfunctie heeft gekocht;
in reconventie:
3.2.
draagt Lederland op om te bewijzen dat zij aan [eiseres01] een driezitsbank zonder elektrische relaxfunctie heeft verkocht;
in beide gevallen:
schriftelijk bewijs
3.3.
bepaalt dat als de partijen schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van
18 oktober 2023 om 14.30 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.4.
bepaalt dat als de partijen getuigen willen laten horen, zij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden november 2023, december 2023, januari 2024 en februari 2024;
3.5.
wijst erop dat de partijen na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
ander bewijs
3.6.
bepaalt dat als de partijen op een andere manier bewijs willen leveren, zij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moet laten weten hoe;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
33394