Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 augustus 2023, met bijlagen;
- de mail van [eiser01] van 7 september 2023 om 15.53 uur, die een incidentele eis bevat;
- de mail van de EUR van 12 september 2023, met een bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiser, aangeduid als [eiser01], heeft een verzoek ingediend om een tijdelijke ontheffing van een campusverbod dat door de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) was opgelegd. Dit campusverbod was het gevolg van een reeks procedures en klachten die [eiser01] tegen de EUR had ingediend. In de hoofdzaak eist [eiser01] dat de EUR hem meer dan honderd geboden en verboden oplegt, met een dwangsom verbonden aan deze vorderingen.
De kantonrechter heeft de incidentele vordering van [eiser01] afgewezen, omdat er onvoldoende zekerheid bestond over de bevoegdheid van de kantonrechter om de vorderingen in de hoofdzaak te behandelen. De EUR had aangevoerd dat de vorderingen van [eiser01] van onbepaalde waarde waren, wat betekent dat de kantonrechter alleen bevoegd is als er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen minder dan € 25.000,00 vertegenwoordigen. Dit was op dat moment niet zeker, gezien de aard van de vorderingen die vaak verband hielden met onrechtmatige daad.
Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de vorderingen van [eiser01] in de hoofdzaak op inhoudelijke gronden niet voldoende onderbouwd waren. De EUR had gemotiveerd uiteengezet waarom het campusverbod gerechtvaardigd was, onder andere vanwege de vele procedures die [eiser01] had aangespannen en de impact daarvan op de universiteit en haar medewerkers. De kantonrechter concludeerde dat de belangenafweging niet leidde tot een andere uitkomst, en dat de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 27 september 2023 zou plaatsvinden. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.