Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 17;
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 1] , met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 3] , met producties 1 tot en met 15;
- het vonnis in incident d.d. 4 augustus 2021 (inzake een vordering ex artikel 220 Rv) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte overleggen producties voor de mondelinge behandeling van 1 juni 2022 van de zijde van Snijcentrum, met producties 18 en 19;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 juni 2022 en de spreekaantekeningen van Snijcentrum, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] ;
- de brieven van mr. Ripmeester, van mr. Leerink en van mr. Van de Meent in reactie op het proces-verbaal;
- het verzoek van partijen om tegelijk vonnis te wijzen in deze procedure en in de procedure met zaak- en rolnummer C/10.606996/ HA ZA 20-1051 (hierna: de andere procedure).
2.De feiten
€ 2.222.360,00 en voor de inventaris in het kantoor voor een bedrag van € 78.640,00. Beide posten waren onderhevig aan jaarlijkse indexatie.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Vooraf: de andere procedure (met zaak- en rolnummer C/10.606996/ HA ZA 20-105)
€ 500,000,00. Op de noodzaak tot het meeverzekeren daarvan werd toen namens Snijcentrum wel expliciet gewezen, maar - ook toen - werd niet gewezen op de wens om een vaste taxatieclausule op de polis op te nemen. De gewenste voorlopige dekking heeft [gedaagde sub 1] in augustus 2018 snel bewerkstelligd. Daarmee heeft [gedaagde sub 1] naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan haar inspanningsverplichting en daarmee heeft zij gehandeld zoals van een redelijk handelend verzekeringsmakelaar mocht worden verwacht. De inspanningsverplichtingen van [gedaagde sub 1] gingen, zeker in deze voorlopig dekkingsfase, niet zo ver dat [gedaagde sub 1] zonder uitdrukkelijk verzoek van [gedaagde sub 3] zelf het initiatief had moeten nemen tot het opnemen van vaste taxatiewaardes. Een dergelijk uitdrukkelijk verzoek kwam pas per e-mail van [gedaagde sub 3] van 28 november 2018: dus ruim na totstandkoming van de polis. Voor wat betreft de stelling van Snijcentrum dat het eerdere taxatierapport ten tijde van de brand nog geldig was, geldt dat die stelling - in het licht van het voorgaande - niet van belang is. Er wás immers geen opname gevraagd van taxatiewaardes, ook niet van taxatiewaarde gebaseerd op een ouder taxatierapport.
- de eerdere verzekeraar - wezen daar ook niet op. Naar aanleiding van de ontvangst van de [gedaagde sub 1] -offerte heeft [gedaagde sub 3] er geen melding van gemaakt dat de beschrijving van het pand te beperkt was en in het door [gedaagde sub 3] ingevulde vragenformulier van Allianz is evenmin duidelijk gemeld wat de volledige bestemming en gebruik waren. [gedaagde sub 1] mocht afgaan op de juistheid en volledigheid van de informatie die zij van [gedaagde sub 3] kreeg. In de verhouding tussen [gedaagde sub 1] als
placing brokeren [gedaagde sub 3] als
servicing brokerdient een schending van de zorgplicht door [gedaagde sub 3] - vanwege het niet juist/volledig informeren van [gedaagde sub 1] - voor rekening van Snijcentrum te blijven. Vanwege de wens tot verzekering van de nieuwe snijmachine speelde vanaf half augustus 2018 bovendien spoed een grote rol waarbij [gedaagde sub 1] heeft voldaan aan haar zorgplicht door snel voorlopige dekking te regelen. Bij voorlopige dekking geldt ook een beperktere mededelingsplicht richting Verzekeraars, aldus [gedaagde sub 1] .
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.196,00(2 punten × tarief € 598,00)
5.De beslissing
€ 1.863,00 te voldoen binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;