ECLI:NL:RBROT:2023:8840
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-waarde door gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, waarin de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2021 is vastgesteld op € 147.000,-. De beschikking was gedateerd op 7 juni 2021 en het bezwaar van eiseres tegen deze beschikking werd door de verweerder ongegrond verklaard in een uitspraak op bezwaar van 28 januari 2022.
Tijdens de zitting op 11 mei 2023 werd duidelijk dat er een kennelijke verschrijving in het bestreden besluit stond, waarin verweerder ten onrechte melding maakte van een beschikking van 7 juni 2020. De rechtbank oordeelde dat eiseres belanghebbende was bij de beschikking op grond van artikel 26 van de Wet WOZ, maar dat haar beroep niet-ontvankelijk was. Dit kwam voort uit het feit dat eiseres niet de eigenaar of gebruiker van de onroerende zaak was, maar haar zoon. Eiseres had geen procesbelang, aangezien de WOZ-waarde geen invloed had op andere heffingen of belastingen voor haar.
De rechtbank concludeerde dat eiseres met deze procedure niet in een voor haar betere positie kon komen en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, in aanwezigheid van griffier mr. M. Noordegraaf, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.