ECLI:NL:RBROT:2023:8848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
10384860 CV EXPL 23-7026
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling van kosten na gebrekkige uitvoering van werkzaamheden door aannemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] c.s. [eiser01] vorderde schadevergoeding van [gedaagde01] c.s. wegens gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan de gevel van zijn woning. De werkzaamheden, uitgevoerd in mei 2022, betroffen de aanbrenging van Keralit gevelbekleding. Na oplevering bleek er een blaasje op de onderste plank te zitten, wat [eiser01] als een bouwtechnisch gebrek beschouwde en waarvoor hij herstel eiste. [gedaagde01] c.s. weigerde echter het gebrek te herstellen, stellende dat de kosten van herstel niet in verhouding stonden tot het belang van [eiser01]. De kantonrechter oordeelde dat het blaasje een esthetisch gebrek was en dat de kosten voor herstel niet in verhouding stonden tot het belang van [eiser01]. Daarom werd alleen schadevergoeding toegewezen, vastgesteld op € 1.000,-, met wettelijke rente vanaf 29 september 2022.

Daarnaast vorderde [eiser01] ook onderzoekskosten en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wees de onderzoekskosten af, maar kende wel € 150,- aan buitengerechtelijke incassokosten toe. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat [gedaagde01] c.s. de veroordelingen onmiddellijk moet nakomen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10384860 CV EXPL 23-7026
datum uitspraak: 1 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. W.J.M. Bruurmijn,
tegen

1.[gedaagde01] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,

2. [gedaagde02] ,

woonplaats: [woonplaats02] ,

3. [gedaagde03] ,

woonplaats: [woonplaats03] ,
gedaagden,
gemachtigde: J.A. Rottiné.
De partijen worden hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd, de beide vennoten ook [gedaagde02] en [gedaagde03] . Gedaagden (sub 1 tot en met 3) worden gezamenlijk ook aangeduid als [gedaagde01] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser01] .
1.2.
Op 28 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken.
Daarbij waren aanwezig [eiser01] met de gemachtigde en [gedaagde02] en [gedaagde03] met de gemachtigde.

2.Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] c.s. te veroordelen aan hem te betalen € 8.188,45 met rente;
  • [gedaagde01] c.s. te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 6.410,-, onderzoekskosten van € 1.082,95 en buitengerechtelijke kosten van € 695,50.
2.2.
[gedaagde01] c.s. is het niet eens met de eis en voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

3.De beoordeling

blaasje op plank
3.1.
[gedaagde01] heeft in opdracht van [eiser01] Keralit gevelbekleding op de woning van [eiser01] aangebracht. De werkzaamheden hebben in mei 2022 plaatsgevonden. Na uitvoering van de werkzaamheden bleek dat er op de onderste Keralit plank een blaasje zat. [eiser01] heeft [gedaagde01] c.s. gevraagd om dit te herstellen. [gedaagde01] c.s. is niet tot herstel overgegaan. [eiser01] vordert als vervangende schadevergoeding een bedrag van € 3.215,-.
3.2.
[gedaagde01] voert aan dat zij niet tot herstel hoefde over te gaan, omdat de kosten van herstel in geen verhouding staan tot het belang dat [eiser01] daarbij heeft. Voor vervangende schadevergoeding is daarom geen plaats.
3.3.
Artikel 759 lid 2 BW bepaalt dat wanneer na oplevering sprake is van een gebrek de opdrachtgever kan vorderen dat de aannemer het gebrek wegneemt, tenzij de kosten van het herstel in geen verhouding zouden staan tot het belang van de opdrachtgever bij herstel in plaats van schadevergoeding.
3.4.
[gedaagde01] voert ter onderbouwing van haar standpunt het volgende aan. Het blaasje is relatief klein (ter grootte van een muntstuk van 5 eurocent) en pas waarneembaar bij bepaalde lichtval. De plank waarop het blaasje aanwezig is bevindt zich op een hoogte van om en nabij drie meter, waardoor het blaasje niet op ooghoogte zit. Het vervangen van de plank brengt disproportionele kosten mee. Het werk moet feitelijk opnieuw worden gedaan - de bekleding moet van boven naar beneden worden weggenomen en dan weer opnieuw worden opgebouwd - terwijl het slechts gaat om een esthetisch gebrek van geringe betekenis.
3.5.
[eiser01] betwist dat het om een esthetisch gebrek van geringe betekenis gaat. Volgens hem gaat het om een bouwtechnisch gebrek en is vervanging van de betreffende plank noodzakelijk. Dit volgt volgens hem uit het rapport van de door hem ingeschakelde deskundige van Top Expertise van 4 januari 2023 en uit een mail van 21 juli 2022 van de fabrikant van de Keralit planken.
3.6.
Uit het rapport van Top Expertise blijkt echter niet dat er sprake is van een bouwtechnisch gebrek en dat de expert vervanging van de betreffende plank noodzakelijk acht. Dit blijkt evenmin uit de mail van de fabrikant. In het rapport staat dat weersomstandigheden de blaas zullen verergeren. De fabrikant geeft aan dat de verdikking van de plank zal toenemen. Op de vraag van de kantonrechter hoe de blaas er nu uitziet heeft [eiser01] verklaard dat deze iets groter is geworden (ter grootte van een twee euromunt).
3.7.
De kantonrechter is van oordeel, gelet op wat in het dossier aanwezig is (waaronder de foto’s) en wat tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, dat het gaat om een relatief klein blaasje waarvan [eiser01] niet heeft betwist dat dit op ooghoogte nauwelijks waarneembaar is. Uit het rapport van Top Expertise blijkt dat de plank niet kan worden gerepareerd en dat voor herstel de plank moet worden vervangen. [gedaagde01] c.s. heeft uitgelegd dat de planken van beneden naar boven zijn gemonteerd volgens een klik systeem. Dit betekent dat voor het vervangen van de onderste plank alle Keralit planken eerst volledig moeten worden verwijderd. Daarna moeten zij weer opnieuw worden aangebracht. Gelet op het relatief kleine blaasje, dat niet als een bouwtechnisch maar als een esthetisch gebrek moet worden aangemerkt, meent de kantonrechter dat de kosten die gemoeid zijn met het demonteren en opnieuw plaatsen van alle planken (volgens [eiser01] € 3.215,-) niet in verhouding staan tot het belang van [eiser01] bij herstel.
3.8.
[eiser01] heeft daarom alleen recht op schadevergoeding (artikel 7:759 lid 2 BW). De kantonrechter bepaalt deze schade schattenderwijs op een bedrag van € 1.000,-. Hierbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat het blaasje in de loop van de tijd groter (en zichtbaarder) kan worden. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 29 september 2022. De beide vennoten van [gedaagde01] zullen naast de vennootschap onder firma hoofdelijk tot betaling worden veroordeeld. Op grond van artikel 18 WvK is iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap.
verwijderen bestaande gevelbekleding
3.9.
Vast staat dat partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen dat de bestaande gevelbekleding van de woning van [eiser01] door [gedaagde01] zou worden verwijderd en dat dit niet is gebeurd.
nieuwe afspraken?
3.10.
[gedaagde01] stelt dat partijen nieuwe afspraken hebben gemaakt. Partijen hebben volgens [gedaagde01] besproken dat de bestaande gevelbekleding zou blijven zitten en alleen de slechte (rotte) delen zouden worden weggehaald. Bij aanvang van de werkzaamheden heeft [gedaagde01] geconstateerd dat de overstek aan de bestaande gevelbekleding vastzat. Als onder de overstek geveldelen zouden worden weggehaald zou alles los komen, aldus [gedaagde01] . Het verwijderen van de bestaande gevelbekleding zou volgens [gedaagde01] dus negatieve gevolgen hebben voor de constructie. Daarom waren partijen het erover eens dat het beter was om de bestaande gevelbekleding te laten zitten en alleen de slechte delen te verwijderen. [eiser01] betwist dat er overleg is geweest over het laten zitten van de bestaande bekleding en dus ook dat hij hiermee akkoord zou zijn gegaan.
3.11.
Tijdens de mondelinge behandeling is het werkproces met partijen besproken. Volgens de oorspronkelijke overeenkomst zouden eerst alle bestaande geveldelen worden verwijderd. Daarna zou de nieuwe bekleding worden aangebracht. [gedaagde01] heeft verklaard dat de nieuwe bekleding van beneden naar boven op de bestaande bekleding is vastgezet. Waar nodig heeft zij slechte delen eerst vervangen. De werkzaamheden hebben twee dagen in beslag genomen. [eiser01] was tijdens de werkzaamheden in zijn woning aanwezig en kwam ook af en toe kijken. Het is niet goed voorstelbaar dat [eiser01] - zoals hij verklaart - hierbij niet heeft gezien dat de bestaande bekleding bleef zitten en werd afgeweken van de oorspronkelijke overeenkomst. Als de bestaande bekleding volledig zou zijn verwijderd zou er ook een aanzienlijke hoeveelheid gevelmateriaal zijn vrijgekomen. Dat dit niet het geval was kan [eiser01] , die in de woning aanwezig was, toch moeilijk zijn ontgaan. [eiser01] heeft tijdens de werkzaamheden tegen de aanpak van [gedaagde01] geen bezwaar gemaakt en daartegen niet geprotesteerd. De kantonrechter meent dat [gedaagde01] er daardoor gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [eiser01] akkoord was met de aangepaste aanpak waarbij de bestaande gevelbekleding bleef zitten.
schending waarschuwingsplicht?
3.12.
Een aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Ook brengen de redelijkheid en billijkheid mee dat een aannemer de opdrachtgever moet waarschuwen voor eventuele risico’s verbonden aan het werk c.q. de manier van uitvoeren daarvan.
3.13.
[eiser01] heeft zich tijdens de mondelinge behandeling (voor het eerst) op het standpunt gesteld dat de oude gevelbekleding vocht opneemt waardoor uiteindelijk de hele gevel kan torderen. [eiser01] verwijst naar het rapport van Top Expertise, waaruit dit zou moeten blijken. Uit het rapport blijkt hierover echter niets. De deskundige heeft op verzoek van [eiser01] enkel een kosteninschatting gemaakt voor het verwijderen van de oude gevelbekleding en het aanbrengen van ventilatieroosters. De deskundige heeft zich niet uitgelaten over de door [eiser01] gestelde noodzaak om die werkzaamheden uit te voeren.
3.14.
Volgens [eiser01] heeft de heer [naam01] van [bouwbedrijf01] dit zo tegen hem gezegd. Onduidelijk is echter over welke bijzondere expertise de heer [naam01] beschikt om hier een betrouwbare uitspraak over te kunnen doen. Hierover is bovendien niets terug te vinden in het dossier. In het dossier bevindt zich alleen een prijsopgave van [bouwbedrijf01] voor het demonteren van de bestaande Keralit planken, het verwijderen van de houten delen en het opnieuw plaatsen van de gevelbekleding (dagvaarding productie 11). Bij deze stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde01] [eiser01] had moeten waarschuwen voor een (eventueel) risico dat bij behoud van de bestaande gevelbekleding de gevel zou gaan torderen.
minderwerk
3.15.
[eiser01] heeft nog aangevoerd dat er sprake is van minderwerk omdat [gedaagde01] een deel van het werk (het verwijderen van de oude gevelbekleding) niet heeft uitgevoerd. [eiser01] heeft aan deze stelling echter geen rechtsgevolg verbonden. Onduidelijk is ook wat volgens hem hiervan de financiële consequentie zou moeten zijn. Deze enkele stelling wordt daarom gepasseerd.
onderzoekskosten
3.16.
Voor toewijzing van een vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid is vereist dat in de gegeven omstandigheden de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren. Dat is hier - gelet op het oordeel van de kantonrechter bij 3.8. - niet het geval. De gevorderde onderzoekskosten worden daarom afgewezen.
buitengerechtelijke incassokosten
3.17.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 150,- toegewezen. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren of dat het redelijk was om hogere kosten te maken. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
proceskosten
3.18.
Partijen worden over en weer in het (on)gelijk gesteld. De kantonrechter zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat van het vonnis nakoming kan worden verlangd, ook wanneer van het vonnis hoger beroep wordt ingesteld (hoger beroep schort de uitvoerbaarheid van het vonnis niet op).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. (gedaagden) hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen € 1.000,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 september 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. (gedaagden) hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen € 150,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 27 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
4.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken.
47636