Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 augustus 2023, met bijlagen;
- de mail van [eiser] van 7 september 2023 om 15.53 uur, die een incidentele eis bevat;
- de mail van de EUR van 12 september 2023, met een bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], die zelf procedeert, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De eiser heeft in het verleden gestudeerd aan de EUR en heeft de universiteit betrokken in meerdere procedures, wat heeft geleid tot een campusverbod dat de EUR op 12 september 2022 aan hem heeft opgelegd. In de hoofdzaak eist de eiser dat de EUR wordt geboden om het campusverbod op te heffen en hem toegang te geven tot de systemen van de universiteit, onder andere om zich in te schrijven voor een opleiding.
De eiser heeft op 7 september 2023 een verzoek ingediend voor een tijdelijke ontheffing van het campusverbod en inschrijving op basis van het wettelijke collegegeld, tot het vonnis in de hoofdzaak. De EUR heeft deze incidentele vordering betwist en de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat er op dat moment onvoldoende zekerheid bestond dat de vorderingen van de eiser in de hoofdzaak zouden worden toegewezen. De EUR heeft aangevoerd dat de vorderingen van de eiser van onbepaalde waarde zijn, wat de bevoegdheid van de kantonrechter in twijfel trekt.
De kantonrechter heeft ook overwogen dat de belangen van de partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen, en dat de mondelinge behandeling van de hoofdzaak binnen twee weken zou plaatsvinden. Gezien de omstandigheden en het feit dat de vorderingen van de eiser niet met voldoende zekerheid kunnen worden toegewezen, heeft de kantonrechter besloten de incidentele vordering af te wijzen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.