Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van ontucht met een persoon jonger dan 16 jaar (feiten 1 en 3) en verleiding van een minderjarige tot ontucht (feiten 2 en 4), meermalen gepleegd;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vorderingen benadeelde partijen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden,
zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
€ 4.550, 16 (zegge: vierduizend vijfhonderdenvijftig euro en zestien eurocent), bestaande uit € 550,16 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2020, tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer01]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer01]te betalen
€ 4.550,16(hoofdsom,
zegge: vierduizend vijfhonderdvijfenvijftig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
55 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[slachtoffer02]te betalen een bedrag van € 3.199,72 (zegge: drieduizend honderdnegenennegentig euro en tweeënzeventig eurocent), bestaande uit € 1.699,72 aan materiële schade en
[slachtoffer02]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer02]te betalen
€ 3.199,72(hoofdsom,
zegge: drieduizend honderdnegenennegentig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt
, gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
42 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;