ECLI:NL:RBROT:2023:8982

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
FT EA 23/617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onverschuldigde betalingen

In deze zaak heeft verzoekster op 26 juni 2023 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, die inkomsten ontvangt uit een Wajong-uitkering, een schuldenlast heeft van € 76.448,21. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is afhankelijk van de goede trouw van verzoekster met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster een schuld aan Achmea heeft van € 54.378,34, die is ontstaan door onverschuldigde betalingen die zij heeft ontvangen tussen juni 2019 en december 2020. Verzoekster heeft nagelaten dit bedrag terug te betalen, ondanks een eerdere veroordeling tot terugbetaling op 21 juli 2021. De rechtbank overweegt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij de omstandigheden die hebben geleid tot haar schulden onder controle heeft gekregen, en dat zij zich niet saneringsgezind heeft getoond.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is genomen door mr. M.C. Snel-van den Hout en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 31 augustus 2023
[verzoekster01],
[adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 26 juni 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter zitting van 23 augustus 2023.

2.De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit een Wajong-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 76.448,21.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Op de schuldenlijst van verzoekster staat een schuld aan Achmea van € 54.378,34. Deze schuld is ontstaan omdat verzoekster in de periode tussen juni 2019 en december 2020 onverschuldigde betalingen heeft ontvangen terwijl zij daar geen recht op had. Het is verzoekster te verwijten dat zij het bedrag waarop geen recht bestond na ontvangst niet heeft terugbetaald of heeft gereserveerd zodat dit terugbetaald had kunnen worden. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten. Ook nadat verzoekster bij vonnis van 21 juli 2021 is veroordeeld tot het terugbetalen van het bedrag aan Achmea heeft zij de schuld onbetaald gelaten.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van de goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie geen sprake is. Zo heeft verzoekster geen duidelijkheid kunnen geven waaraan het geld is uitgegeven en heeft zij zich niet saneringsgezind getoond. Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023. [1]