ECLI:NL:RBROT:2023:8982
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onverschuldigde betalingen
In deze zaak heeft verzoekster op 26 juni 2023 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, die inkomsten ontvangt uit een Wajong-uitkering, een schuldenlast heeft van € 76.448,21. De beoordeling van het verzoek tot schuldsanering is afhankelijk van de goede trouw van verzoekster met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoekster een schuld aan Achmea heeft van € 54.378,34, die is ontstaan door onverschuldigde betalingen die zij heeft ontvangen tussen juni 2019 en december 2020. Verzoekster heeft nagelaten dit bedrag terug te betalen, ondanks een eerdere veroordeling tot terugbetaling op 21 juli 2021. De rechtbank overweegt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij de omstandigheden die hebben geleid tot haar schulden onder controle heeft gekregen, en dat zij zich niet saneringsgezind heeft getoond.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is genomen door mr. M.C. Snel-van den Hout en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat.