In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Bildirici, en het UWV. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk was vastgesteld op 71,01% arbeidsongeschiktheid, maar na bezwaar door het UWV was dit percentage verhoogd naar 79,36%. De rechtbank beoordeelt of deze wijziging terecht was. Eiser is van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hij verwijst naar een nieuw besluit van het UWV van 2 februari 2023, waarin hij per 1 april 2023 volledig arbeidsongeschikt is geacht. Eiser betwist ook de berekening van het maatmanloon, omdat het UWV ten onrechte het indexcijfer van januari 2021 zou hebben gebruikt in plaats van dat van juni 2022.
De rechtbank heeft de zaak op 7 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser op 13 maart 2021 voor 79,36% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV voldoende hebben gemotiveerd dat de medische situatie van eiser op de datum in geding niet aanleiding geeft tot een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wijst erop dat de medische informatie die eiser heeft ingediend geen nieuw licht werpt op zijn situatie in maart 2021.
Daarnaast bevestigt de rechtbank dat het UWV terecht het indexcijfer van januari 2021 heeft gebruikt voor de berekening van het maatmanloon, en dat eiser niet heeft aangetoond dat het indexcijfer van februari 2021 al op dat moment bekend was. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de door hem gemaakte proceskosten niet worden vergoed.