4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 16 september 2022 tot en met 27 april 2023 in Nederland
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren,
van heroïne en/of cocaïne en/of ICE en/of MDMA, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, stoffen,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte ,
wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
- een (versnijdings-) pand aan een tot op heden
onbekend gebleven locatie te gebruiken en/of ter gebruik aan te bieden als
opslag van grondstoffen/chemicaliën en voorwerpen die
benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt bij de bereiding,
verwerking, vervaardiging en/of bewerking van ICE en/of MDMA en/of cocaïne
of heroïne en/of
het aanwezig hebben van:
- meerdere teilen met heroïne en/of een bruin poeder/bruine korrels en/of
- blokken met cocaïne en/of wit poeder en/of
- blokken met heroïne en/of bruin poeder en /of
- MDMA en/of ICE, althans grondstoffen voor het vervaardigen hiervan en/of
- een pers en
- branders en
- meerdere zeven en
- verpakkingsmaterialen en
- een weegschaal.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.