ECLI:NL:RBROT:2023:9298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
10302313 CV EXPL 23-354tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van assurantie tussenpersoon voor het niet afsluiten van een rechtsbijstandverzekering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2023, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. N.J. Brouwer, Financepoint B.V. aangeklaagd wegens het niet afsluiten van een rechtsbijstandverzekering. Eisers, die in 2018 een nieuwbouwwoning hebben gekocht met de intentie deze te verhuren, hebben Financepoint gevraagd om de noodzakelijke verzekeringen af te sluiten. Bij een juridisch conflict met de huurder bleek echter dat er geen rechtsbijstandverzekering was afgesloten, waardoor eisers zelf de kosten voor rechtsbijstand moesten dragen. Ze hebben Financepoint aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, die zij op € 10.774,08 hebben begroot, plus buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Financepoint niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan. De rechter heeft Financepoint in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat zij aan eisers heeft gevraagd om een huurovereenkomst over te leggen en hen heeft gewezen op de wachttijd van drie maanden voor de rechtsbijstandverzekering. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de rechter heeft aangegeven dat als Financepoint niet in deze bewijsopdracht slaagt, zij aansprakelijk zal zijn voor de schade van eisers. De rechter heeft ook overwogen dat de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.068,12 toewijsbaar zijn, en dat de wettelijke rente ook verschuldigd is, omdat dit niet is betwist door Financepoint.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10302313 CV EXPL 23-354
datum uitspraak: 7 september 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiseres01] ,

2. [eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: mr. N.J. Brouwer,
tegen
Financepoint B.V.,
vestigingsplaats: Zwijndrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. Kopp.
De partijen worden hierna ‘ [eisers]’ en ‘Financepoint’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 januari 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord;
  • de brief van [eisers] van 12 juni 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 23 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres01] , bijgestaan door mr. N.J. Brouwer, en namens Financepoint [naam01] (directeur van Financepoint), bijgestaan door mr. J.A. Kopp.

2.De beoordeling

De zaak
2.1.
Financepoint is de (assurantie)tussenpersoon van [eisers] voor hun privéverzekeringen. [eisers] hebben in 2018 een nieuwbouwwoning gekocht aan [adres01] (hierna: de woning), met als doel deze woning eerst een aantal jaren te verhuren en daarna ter beschikking te stellen aan hun dochter. [eisers] hebben toen de datum voor de oplevering van de woning bekend was aan Financepoint gevraagd om de voor verhuur noodzakelijke verzekeringen af te sluiten. De woning is vervolgens door [eisers] per 1 maart 2020 verhuurd. Toen er een juridisch conflict ontstond met de huurder van de woning bleek dat Financepoint geen rechtsbijstandverzekering voor [eisers] had afgesloten met betrekking tot de verhuur van de woning, zodat [eisers] de kosten van rechtsbijstand in de rechtszaak met de huurder zelf moesten betalen. [eisers] zijn van mening dat Financepoint haar contractuele verplichtingen en/of zorgplicht jegens hen heeft geschonden. [eisers] hebben Financepoint daarom bij brief van 18 oktober 2021 aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hierdoor hebben geleden.
De vordering
2.2.
[eisers] vorderen dat Financepoint wordt veroordeeld om een bedrag van € 10.774,08 aan schadevergoeding (zijnde de kosten van rechtshulp in de rechtszaak met de huurder) te betalen en de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van primair € 2.062,55 en subsidiair € 1.068,12, voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vorderen [eisers] dat Financepoint wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten, en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De opdracht
2.3.
Primair leggen [eisers] aan hun vordering ten grondslag dat Financepoint haar contractuele verplichtingen heeft geschonden, omdat [naam02] (destijds een medewerker van Financepoint, hierna: [naam02] ) alleen een opstalverzekering heeft afgesloten met betrekking tot de woning, terwijl de opdracht ook inhield dat [naam02] een rechtsbijstandverzekering met de module verhuur of in ieder geval een rechtsbijstandsverkering voor particuliere verhuurders had moeten afsluiten. Volgens [eisers] hebben zij in hun emailbericht van 11 november 2019 aan [naam02] weliswaar alleen gevraagd om “
de noodzakelijke verzekering?” te regelen, maar is aan dat dit emailbericht een keukentafelgesprek met [naam02] vooraf gegaan. In dit gesprek is besproken dat de opdracht aan Financepoint ook inhield dat er een rechtsbijstandverzekering moest worden afgesloten die zag op het verhuren van de woning en geschillen daaromtrent. Aan deze opdracht heeft Financepoint volgens [eisers] niet voldaan.
2.4.
Financepoint betwist dat [eisers] aan [naam02] de opdracht hebben gegeven om ook een rechtsbijstandverzekering af te sluiten.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de betwisting van Financepoint niet concreet genoeg is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam01] (directeur van Financepoint, hierna: [naam01] ) verklaard dat hij twee jaar geleden met [naam02] over de zaak heeft gesproken en dat hij zich niet kan herinneren of hij aan [naam02] heeft gevraagd of er over een rechtsbijstandverzekering voor verhuur is gesproken. Ook heeft [naam01] verklaard dat hij zich niet kan herinneren of [naam02] heeft gezegd dat hij met [eisers] heeft gesproken over het regelen van een verzekering voor geschillen met huurders. Hieruit volgt dat [naam01] eigenlijk niet weet wat [naam02] met [eisers] heeft besproken. Financepoint heeft dus onvoldoende gemotiveerd de stelling van [eisers] betwist.
Daarnaast blijkt ook uit de eigen stellingname van Financepoint (onder andere ingenomen in de e-mailberichten van 27 januari 2022 en 14 december 2022 van haar verzekeraar) dat tussen [naam02] en [eisers] is gesproken over een rechtsbijstandverzekering, want volgens Financepoint zou [eisers] haar informeren op het moment dat er een huurovereenkomst was gesloten. Nu deze informatie van belang is voor het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering en niet is gesteld dat deze informatie ook van belang is voor de opstalverzekering, volgt ook hieruit dat [eisers] aan [naam02] heeft gevraagd om een rechtsbijstandverzekering af te sluiten met een module verhuur of een rechtsbijstandsverzekering die geschillen met huurders dekt, zodat dit als vaststaand wordt aangenomen.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze opdracht zo worden begrepen dat [eisers] daarmee hebben bedoeld een rechtsbijstandverzekering die vanaf de sleuteloverdracht van de woning dekking zou bieden voor geschillen met betrekking tot de verhuur. Toen [eisers] de opdracht gaven was immers nog niet duidelijk per wanneer zij de woning zouden verhuren en daarnaast kan een rechtsbijstandverzekering ook van belang zijn bij het aangaan van een huurovereenkomst.
Huurovereenkomst en wachttijd
2.7.
Financepoint stelt zich vervolgens op het standpunt dat niet geoordeeld kan worden dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, omdat [eisers] nooit een huurovereenkomst hebben overgelegd. Hier is door [naam02] volgens Financepoint wel om gevraagd, omdat bij ARAG (de huidige rechtsbijstandverzekering van [eisers]) de module verhuur pas kan worden afgesloten als een huurovereenkomst wordt ingeleverd. Ter onderbouwing wijst Financepoint naar het emailbericht van [naam02] aan [eisers] van 13 december 2019 waarin [naam02] aan [eisers] vraagt: “
Heb je al een huurder?”. Financepoint is van mening dat zij vanwege het ontbreken van de huurovereenkomst de opdracht niet heeft kunnen uitvoeren. Daarnaast stelt Financepoint dat, ook als [eisers] een huurovereenkomst hadden overgelegd en Financepoint een rechtsbijstandsverzekering bij ARAG had afgesloten, de schadeveroorzakende gebeurtenis vanwege de wachttijd van drie maanden niet gedekt zou zijn. Er is in dat geval geen sprake van causaal verband en schade.
2.8.
[eisers] betwist dat [naam02] aan hen heeft gevraagd om een huurovereenkomst over te leggen en heeft toegelicht dat dit een voorwaarde was om een rechtsbijstandverzekering af te sluiten. Volgens [eisers] zag het emailbericht van 13 december 2019 niet op het overleggen van een huurovereenkomst, maar volgt daaruit alleen dat [naam02] wist dat het de intentie van [eisers] was om de woning te verhuren. Daarnaast betwist [eisers] dat [naam02] hen ooit op de wachttijd van drie maanden heeft gewezen.
2.9.
Wat de huurovereenkomst betreft, is de kantonrechter van oordeel dat het debat tussen partijen er niet toe leidt dat als vaststaand kan worden aangenomen dat [naam02] aan [eisers] heeft gevraagd om een huurovereenkomst op te sturen. Voor de vraag of sprake is van wanprestatie aan de zijde van Financepoint is het echter wel van belang om vast te stellen of [naam02] dat heeft gevraagd. Als immers naar de huurovereenkomst is gevraagd door [naam02] , dan kan niet geoordeeld worden dat Financepoint is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van Financepoint ligt om bewijs te leveren van haar stelling, zodat zij daartoe in de gelegenheid zal worden gesteld.
2.10.
Als Financepoint niet in deze bewijsopdracht slaagt, dan overweegt de kantonrechter over de wachttijd als volgt. ARAG heeft een wachttijd van drie maanden, zodat, gelet op de ingangsdatum van de huurovereenkomst per 1 maart 2020 en de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis op 6 april 2020, er geen dekking zou zijn bij ARAG als Financepoint tijdig de huurovereenkomst had ingeleverd bij ARAG. De kantonrechter is echter van oordeel dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon verwacht had mogen worden dat deze niet alleen vraagt om een huurovereenkomst over te leggen, maar ook op de wachttijd van drie maanden wijst en op de eventuele gevolgen daarvan. [eisers] hadden dan de keuze gehad om – als Financepoint geen verzekering met betere voorwaarden had – zelf bij een andere partij een rechtsbijstandverzekering af te sluiten. [eisers] hebben immers voldoende gesteld en door Financepoint is onvoldoende weersproken dat er ook rechtsbijstandverzekeringen zijn (bijvoorbeeld FBTO en Univé) die geen huurovereenkomst verlangen, zodat in dat geval de rechtsbijstandverzekering al per december 2019 afgesloten had kunnen worden en de schadeveroorzakende gebeurtenis na een eventuele wachttijd van drie maanden had plaatsgevonden. Het voorgaande betekent dat als het ervoor moet worden gehouden dat [naam02] [eisers] niet heeft gewezen op de wachttijd van drie maanden bij ARAG, Financepoint ook is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en er (wel) sprake is van causaal verband. Nu partijen van mening verschillen over of [naam02] [eisers] op de wachttijd heeft gewezen, zal de kantonrechter Financepoint ook in de gelegenheid stellen bewijs hiervan te leveren.
2.11.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter Financepoint in de gelegenheid zal stellen om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [naam02] aan [eisers] heeft gevraagd om een huurovereenkomst over te leggen en dat [naam02] [eisers] op de wachttijd van drie maanden heeft gewezen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de hieronder genoemde roldatum.
2.12.
In afwachting hiervan wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
Vervolg procedure
2.13.
Als Financepoint niet in de bewijsopdrachten slaagt, zal dit tot gevolg hebben dat zij op grond van artikel 6:74 BW aansprakelijk is voor de ontstane schade. Alvast vooruitlopend daarop en mede gelet op de mogelijkheid dat partijen in dat geval het geschil buiten rechte kunnen oplossen, zal de kantonrechter hieronder alvast ingaan op de andere geschilpunten tussen partijen indien aansprakelijkheid wordt aangenomen.
2.14.
Voor de vraag wat de schade is van [eisers] zal beoordeeld moeten worden wat er zou zijn gebeurd als de schadeveroorzakende gebeurtenis (het niet afsluiten van een rechtsbijstandsverzekering) niet had plaatsgevonden (de zogeheten hypothetische situatie). Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat aan het onderbouwen van wat er in de hypothetische situatie gebeurd zou zijn, niet al te hoge eisen gesteld mogen worden, omdat Financepoint het door haar onrechtmatig handelen voor [eisers] onmogelijk heeft gemaakt om te bewijzen wat er zonder dat onrechtmatig handelen was gebeurd. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] voldoende hebben onderbouwd dat zij in de hypothetische situatie zelf geen kosten hadden hoeven maken voor rechtsbijstand. In die situatie zou Financepoint immers een rechtsbijstandverzekering hebben afgesloten voor [eisers] die gelijk dekking zou bieden of zou Financepoint de opdracht hebben teruggegeven in welk geval [eisers] zelf bij een andere verzekeraar een rechtsbijstandverzekering zouden hebben afgesloten. [eisers] hebben met het door hen overgelegde vonnis van de rechtbank Oost-Brabant ook voldoende onderbouwd dat het geen kansloze procedure is geweest, zodat het niet aannemelijk is dat een rechtsbijstandverzekering daarvoor geen kosten zou willen maken. Dit betekent dat de schade van [eisers] gelijk is aan de kosten die zij in de procedure met hun huurder hebben moeten maken voor rechtsbijstand. Volgens [eisers] bedragen deze kosten € 10.774,08. Financepoint heeft de hoogte van dit bedrag niet, althans onvoldoende, weersproken, zodat de schade van [eisers] € 10.774,08 bedraagt.
2.15.
De kantonrechter kan Financepoint niet volgen in haar standpunt dat sprake is van eigen schuld. Volgens Financepoint hebben [eisers] zelf de polisbescheiden ontvangen en hadden ze daaruit moeten begrijpen dat geen rechtsbijstandverzekering was afgesloten voor verhuur. [eisers] hebben echter juist aan Financepoint de opdracht gegeven om voor hen de noodzakelijke verzekeringen te regelen. Financepoint kan die verantwoordelijkheid niet op [eisers] afschuiven. Daarnaast antwoordt [naam02] ook aan [eisers] in zijn e- mailbericht van 13 december 2019 “
Alles is geregeld, stukken zijn onderweg”, waardoor er voor [eisers] ook geen reden was om te twijfelen. Het beroep op eigen schuld slaagt gelet hierop niet.
2.16.
Wat de buitengerechtelijke incassokosten betreft waarop [eisers] aanspraak maken overweegt de kantonrechter als volgt. Aangezien geen sprake is van een geldvordering op grond van een overeenkomst, maar op grond van schadevergoeding (artikel 6:74 BW), moet beoordeeld worden of deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is (artikel 6:96 lid 2 sub c BW). [eisers] vorderen primair een bedrag van € 2.062,55, maar onderbouwen onvoldoende hoe zij dit bedrag hebben berekend. Uit de bij de dagvaarding overgelegde facturen blijkt onvoldoende waarop de kosten zien. Daarom kan de kantonrechter niet vaststellen dat het gaat om redelijke kosten. Omdat uit de door [eisers] overgelegde producties wel blijkt dat haar gemachtigde buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht, zal de kantonrechter ter begroting van die kosten aansluiten bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit betekent dat Financepoint een bedrag van € 1.068,12 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eisers] verschuldigd is.
2.17.
De wettelijke rente zal ook toewijsbaar zijn, omdat [eisers] voldoende hebben gesteld waaruit volgt dat deze betaald moet worden en Financepoint dat niet heeft betwist.
2.18.
Op het subsidiaire standpunt dat van de zijde van Financepoint sprake is geweest van schending van haar zorgplicht zal, indien nodig, in een volgend vonnis worden beslist.
Afsluiting
2.19.
Zoals hiervoor al is overwogen zal de zaak voor bewijslevering worden verwezen naar de rol van 5 oktober 2023.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt Financepoint in de gelegenheid om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [naam02] aan [eisers] heeft gevraagd om een huurovereenkomst over te leggen en dat [naam02] [eisers] heeft gewezen op de wachttijd van drie maanden;
3.2.
bepaalt dat als Financepoint schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van
5 oktober 2023 om 10.00 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
3.3.
bepaalt dat als Financepoint getuigen wil laten horen, zij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden
november en december 2023en wijst Financepoint erop dat zij na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
3.4.
bepaalt dat als Financepoint op een andere manier bewijs wil leveren, Financepoint uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moet laten weten hoe;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
31688