Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw L.M. Kleijn, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 31 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek is gedaan in het kader van een dreigende ontruiming van zijn huurwoning, die was aangezegd op basis van een eerder vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 juli 2023. Tijdens de zitting op 7 september 2023 is de heer/mevrouw P.A. de Ree namens de verweerster verschenen, maar er is geen vertegenwoordiger van de verweerster ter zitting verschenen. Verzoeker heeft aangegeven in financiële problemen te verkeren door een inkomensterugval na het faillissement van verschillende werkgevers en ontvangt momenteel een WW-uitkering. Hij heeft zijn huur over de maanden januari tot en met september 2023 betaald, met uitzondering van april en mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van 11 juli 2023 opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.