ECLI:NL:RBROT:2023:9369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/874 / FT EA 23/875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurachterstand

In deze zaak heeft verzoeker op 31 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek is gedaan in het kader van een dreigende ontruiming van zijn huurwoning, die was aangezegd op basis van een eerder vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 juli 2023. Tijdens de zitting op 7 september 2023 is de heer/mevrouw P.A. de Ree namens de verweerster verschenen, maar er is geen vertegenwoordiger van de verweerster ter zitting verschenen. Verzoeker heeft aangegeven in financiële problemen te verkeren door een inkomensterugval na het faillissement van verschillende werkgevers en ontvangt momenteel een WW-uitkering. Hij heeft zijn huur over de maanden januari tot en met september 2023 betaald, met uitzondering van april en mei 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet, en heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van 11 juli 2023 opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 20 september 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 31 augustus 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 31 augustus 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 7 september 2023.
Ter zitting van 7 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw L.M. Kleijn, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
de heer/mevrouw P.A. de Ree, werkzaam bij Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders heeft namens [verweerster] (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. In het verweerschrift is tevens vermeld dat er namens verweerster niemand ter zitting zal verschijnen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting meegedeeld dat hij in betalingsproblemen is geraakt door inkomensterugval na het faillissement van verschillende werkgevers. Verzoeker heeft nu inkomen uit een WW-uitkering. Deze WW-uitkering loopt eind september af. Verzoeker heeft inmiddels een PAWW-uitkering aangevraagd. Verzoeker is daarnaast actief aan het solliciteren naar een betaalde dienstbetrekking. Zijn inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. Verzoeker heeft de huur over januari tot en met september 2023 voldaan, behoudens de huur over de maanden april en mei 2023. Verzoeker betaalt de huur rond iedere zesde van de maand direct na ontvangt van zijn WW-uitkering. Verzoeker is zich er van bewust dat hij de huur tijdig, te weten voor de eerste van iedere maand moet voldoen. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat verzoeker gemotiveerd is en zijn afspraken nakomt. Het schuldhulpverleningstraject en budgetbeheer zullen op korte termijn worden opgestart.

3.Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Verweerster heeft in het verleden al diverse procedures tegen verzoeker gevoerd met betrekking tot huurachterstand. De ontruiming van de woning is al eerder aangezegd. De betreffende achterstand is toen kort voor de ontruiming voldaan. Vervolgens zijn er weer nieuwe achterstanden ontstaan en werd verweerster wederom geconfronteerd met kosten. Verweerster stelt zich op het standpunt dat verzoeker zich in een vicieuze cirkel bevindt en heeft er geen vertrouwen in dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 juli 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 31 juli 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 6 september 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 11 juli 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt een WW-uitkering en huurtoeslag. Verzoeker heeft inmiddels een vervolguitkering aangevraagd. De inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur over het jaar 2023 is tot en met september 2023 door verzoeker voldaan, behoudens de maanden april en mei 2023. Op korte termijn zal budgetbeheer worden opgestart, hetgeen betaling van de vaste lasten waarborgt. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 11 juli 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
31 augustus 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.