ECLI:NL:RBROT:2023:9370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/587
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende en controleerbaar gedocumenteerd aanbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling voor verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 40.599,11. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij een betaling van 7,05% aan de preferente schuldeisers en 3,52% aan de concurrente schuldeisers voorstelde. Tijdens de zitting bleek dat twintig van de eenentwintig schuldeisers instemden met de regeling, maar twee schuldeisers, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], weigerden hun instemming te geven. De rechtbank moest beoordelen of deze weigering in redelijkheid kon worden gehandhaafd.

De rechtbank overwoog dat het iedere schuldeiser vrijstaat om 100% van zijn vordering te eisen. De vorderingen van de weigerende schuldeisers vormden respectievelijk 4,7% en 2,1% van de totale schuldenlast, wat de rechtbank deed concluderen dat hun belangen zwaarder wogen dan die van verzoekster. Bovendien was de rechtbank van mening dat het aanbod van verzoekster niet goed en controleerbaar was gedocumenteerd. Er waren onduidelijkheden over de verzending van aanbiedingsbrieven en de hoogte van de schuldenlast, wat leidde tot de conclusie dat de schuldeisers niet verplicht konden worden om in te stemmen met de regeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 13 september 2023 (bij vervroeging)
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 20 juni 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], hierna te noemen: [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2] , hierna te noemen: [schuldeiser 2];
  • [schuldeiser 3], hierna te noemen: [schuldeiser 3],
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 3] heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mailbericht van 22 augustus 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van [schuldeiser 3] wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw B. Balgobind (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De schuldhulpverlenende instantie, Plangroep (hierna: schuldhulpverlening) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift éénentwintig schuldeisers met twee preferente en negentien concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 40.599,11 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van
6 oktober 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,05% aan de preferente schuldeisers en 3,52% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 38.914,14. Daarnaast blijkt uit het dossier dat er een aanbodbrief is gedateerd 13 april 2023, inhoudende een betaling van 9,26% aan de preferente schuldeisers en 4,63% aan de concurrente schuldeisers. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 38.703,90. De in de aanbiedingsbrieven genoemde bedragen zijn lager dan het bedrag van € 40.599,11, zoals in het verzoekschrift staat vermeld.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft psychische klachten en heeft een vrijstelling van de inspanningsverplichting tot 1 januari 2024. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat het contact met schuldhulpverlening zeer moeizaam verloopt. Zij heeft in het afgelopen jaar haar contactpersoon slechts tweemaal gesproken. Ook heeft zij schuldhulpverlening diverse malen moeten benaderen om de ontbrekende stukken aan de rechtbank toe te sturen. Verzoekster ervaart hierdoor stressklachten. Verzoekster wil van haar schulden af en is gemotiveerd. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij er niet mee bekend is of het klopt dat er twee aanbiedingsbrieven aan de schuldeisers zijn verzonden. Zij krijgt geen terugkoppeling van, noch contact met schuldhulpverlening. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Twintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van € 1.895,21, respectievelijk € 847,-- op verzoekster.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] te kennen gegeven niet mee te kunnen werken omdat er sprake is van een fraudevordering. [schuldeiser 2] heeft geen reden opgegeven waarom zij niet akkoord is met de aangeboden regeling.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben de weigerende schuldeisers geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van [schuldeiser 1] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,7%. De vordering van [schuldeiser 2] vormt een aandeel in de schuldenlast van 2,1%. Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. Uit het dossier blijkt dat er twee aanbiedingsbrieven zijn, gedateerd 6 oktober 2022 en 13 april 2023. Uit de stukken blijkt dat schuldeisers hebben gereageerd naar aanleiding van de brief van 6 oktober 2022. Onduidelijk is of ook de brief van 13 april 2023 aan de schuldeisers is gezonden. Alhoewel aan schuldhulpverlening is verzocht stukken toe te sturen waaruit blijkt dat de brief van 13 april 2023 aan de schuldeisers is verzonden en de schuldeisers op deze brief hebben gereageerd, heeft schuldhulpverlening aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Nu schuldhulpverlening niet ter zitting is verschenen, heeft zij één en ander ook niet mondeling kunnen toelichten. Daarnaast wijkt het aanbod van 6 oktober 2022 waar de andere schuldeisers mee akkoord zijn gegaan voor wat betreft de hoogte van de schuldenlast en/of het aangeboden percentage af van hetgeen in het verzoekschrift staat. Dit is het gevolg van het feit dat na het aanbod is gebleken dat er schulden zijn die niet eerder bekend waren en derhalve niet zijn meegenomen in het aanbod. In de aanbiedingsbrief is weliswaar vermeld dat het voorstel een prognose is en dat afhankelijk van de reserverings-mogelijkheden van verzoekster het uiteindelijke resultaat hoger of lager kan uitvallen, maar de rechtbank is van oordeel dat de schuldeisers er geen rekening mee hoefden te houden dat het uiteindelijke resultaat lager zou worden doordat de schuldenlast gedurende het minnelijk traject zou toenemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.