In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochter, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar eiste. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer, zijn dochter, niet voldoende steun vond in ander bewijs. De verklaring was weliswaar gedetailleerd, maar er ontbrak wettig bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen had verricht. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts de verklaring van het slachtoffer beschikbaar is, en dat deze verklaring alleen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen zonder steunbewijs. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de moeder van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in hun schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De kosten van de verdediging zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis te ondertekenen.