ECLI:NL:RBROT:2023:9380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10-168377-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken wegens gebrek aan wettig bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochter, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaar eiste. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van het slachtoffer, zijn dochter, niet voldoende steun vond in ander bewijs. De verklaring was weliswaar gedetailleerd, maar er ontbrak wettig bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen had verricht. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts de verklaring van het slachtoffer beschikbaar is, en dat deze verklaring alleen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen zonder steunbewijs. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de moeder van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in hun schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De kosten van de verdediging zijn begroot op nihil. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-168377-22
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling door [naam01] of een soortgelijke zorgverlener;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zijn dochter [voornaam slachtoffer01] meermalen seksueel heeft misbruikt in de ten laste gelegde periode. Zij heeft aangevoerd dat de verklaring van [voornaam slachtoffer01] bij de politie concreet en gedetailleerd is en op diverse onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit in verband met het ontbreken van wettig bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van [voornaam slachtoffer01] niet wordt ondersteund door enig ander zelfstandig bewijsmiddel, zodat geen sprake is van steunbewijs als bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Beoordeling
Juridisch kader
Zedenzaken kenmerken zich veelal door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Bij een ontkennende of zwijgende verdachte, waarvan ook in deze zaak sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaring van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is. Zelfs als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is op grond van het bepaalde in artikel 342, lid 2 Sv die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat op grond van inmiddels vaste rechtspraak in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Het is bovendien niet vereist dat het ondergaan van de seksuele handelingen steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Dat ander bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer.
Steunbewijs
De vraag die de rechtbank, gelet op het hiervoor geschetste kader, moet beantwoorden is of de verklaring van [voornaam slachtoffer01] voldoende concrete steun vindt in ander bewijsmateriaal om te voldoen aan het wettelijk bewijsminimum.
Verdachte is de ex-partner van de moeder van [voornaam slachtoffer01] (hierna: aangeefster). De relatie is verbroken en sinds 2017 is er een omgangsregeling waarbij [voornaam slachtoffer01] regelmatig bij de verdachte verblijft. De aangeefster heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer01] in de avond van 23 januari 2022 aan haar vertelde dat ‘zij aan de olifant van papa heeft gelikt’ en dat ‘zij bij haar muts is gelikt’. Ook heeft zij aan de ‘knabbelstok van papa’ gezeten. Toen [voornaam slachtoffer01] nogmaals aan aangeefster vertelde wat er was gebeurd, heeft aangeefster dit gesprek opgenomen met haar telefoon. Daarnaast heeft aangeefster een beeldopname gemaakt waarop handelingen en bewegingen te zien zouden zijn die passen bij wat [voornaam slachtoffer01] eerder aan haar had verteld.
[voornaam slachtoffer01] is gehoord in een kindvriendelijke studio, door een gecertificeerd zedenrechercheur tevens gediplomeerd verhoorder van jonge getuigen van de politie eenheid Rotterdam. Van dat studioverhoor is een uitwerking in het dossier gevoegd. Volgens de officier van justitie is [voornaam slachtoffer01] uitvoerig bevraagd en bevat haar verklaring specifieke en significante details met betrekking tot essentiële onderdelen van de tenlastelegging, zodat die betrouwbaar kan worden geacht.
Dit doet er echter niet aan af dat die verklaring ondersteuning dient te vinden in minimaal één ander bewijsmiddel. De overige door de officier van justitie aangedragen verklaringen in het dossier kunnen daar niet toe dienen. Deze verklaringen hebben namelijk alle direct of indirect dezelfde bron, namelijk [voornaam slachtoffer01] . De omstandigheid dat [voornaam slachtoffer01] vaak bij de verdachte in bed sliep, als zij bij haar vader verbleef, is op zich niet belastend met betrekking tot wat aan de verdachte wordt verweten en kan dus niet de wettelijk vereiste steun bieden aan de verklaring.
Het is immers niet vreemd dat kinderen van die jonge leeftijd, al dan niet in het kader van een omgangsregeling, bij hun ouder(s) in bed slapen. Ook de gestelde gedragsverandering bij [voornaam slachtoffer01] , dat zij een periode zou hebben gehad dat zij niet bij de verdachte wilde slapen, kan niet als steunbewijs dienen. Immers, dergelijk gedrag komt vaker voor bij jonge kinderen van gescheiden ouders en niet duidelijk is geworden wanneer, hoelang en waarom [voornaam slachtoffer01] dit gedrag een periode heeft laten zien. Het voorgaande geldt ook met betrekking tot de gestelde vaginale schimmelinfectie die [voornaam slachtoffer01] zou hebben gehad omdat een dergelijke aandoening vaker voorkomt bij jonge meisjes en verschillende oorzaken kent. Tot slot kunnen ook de gestelde eerdere uitspraken van [voornaam slachtoffer01] over “kusjes op de plasser” niet dienen als steunbewijs omdat die uitspraken drie jaar geleden zouden zijn gedaan en daar destijds een andere verklaring voor is gegeven.
Tegenover de belastende verklaring(en) van [voornaam slachtoffer01] staat de ontkennende verklaring van de verdachte, dan wel het zwijgen door de verdachte. Bij de reclassering heeft hij de beschuldiging ontkend, terwijl hij zich bij de politie heeft beroepen op zijn zwijgrecht en ter zitting niet is verschenen.
De verklaring van [voornaam slachtoffer01] is dan ook op zichzelf blijven staan. Bij die stand van zaken is er onvoldoende wettig bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Conclusie
Het tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal worden vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer01] ( [voornaam slachtoffer01] ) en [naam moeder01] (aangeefster) hebben in verband met het ten laste gelegde feit, in het geval van de eerstgenoemde via een wettelijk vertegenwoordiger, een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer01] vordert € 10.000,- als vergoeding van immateriële schade en € 5.000,- als vergoeding van toekomstige schade. [naam moeder01] vordert € 296,31 als vergoeding van materiële schade, € 2.500,- als vergoeding van immateriële schade en
€ 1.000,- als vergoeding van toekomstige schade. Beide vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Beoordeling
De verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarom zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer01] en [naam moeder01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 05 november 2018 tot
en met 05 november 2021 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] , althans in
Nederland, met zijn minderjarige dochter [slachtoffer01] , geboren op 5 november
2015, die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte (telkens):
- aan de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer01] gelikt en/of
- die [slachtoffer01] aan zijn penis laten likken en/of zuigen.