ECLI:NL:RBROT:2023:9469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/655 / FT EA 23/656 / FT EA 23/657 / FT EA 23/658
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 133.659,25, hebben een minnelijke regeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij zij 1,82% aan preferente schuldeisers en 0,91% aan concurrente schuldeisers hebben aangeboden. Twee van de schuldeisers, [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk 21 van de 23, wel akkoord is gegaan met het aanbod. De rechtbank heeft de belangen van de verzoekers en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeisers. Gezien de omstandigheden, waaronder de arbeidsongeschiktheid van verzoekster en de psychische klachten van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekers kunnen bieden. De rechtbank heeft vervolgens besloten om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling, en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de minnelijke regeling voor de schuldeisers gunstiger is dan de wettelijke regeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 21 september 2023
in de zaak van:
[verzoeker 1]
en
[verzoeker 2],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 5 juli 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij GGN Mastering Credit (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij Karansingh gerechtsdeurwaarders (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 14 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekers;
  • mevrouw G. Fontijne, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift drieëntwintig schuldeisers, waarvan acht preferente vorderingen en zeventwintig concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 133.659,25 van verzoekers te vorderen.
Verzoekers hebben bij brief van 13 april 2023 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,82% aan de preferente schuldeisers en 0,91% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 133.659,25. De schuldenlast uit het WSNP-verzoek blijkt lager te zijn, te weten
€ 131.278,09. De uitkering aan de schuldeisers zal derhalve hoger zijn.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekers is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van de WIA-uitkering van verzoekster en aanvullende Participatiewet-uitkering. Verzoekster ontvangt sinds 2011 een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Verzoeker heeft te kampen met psychische klachten. Hij werkt op basis van een oproepcontract circa 30 uur per maand. Verzoeker tracht op kosten van de gemeente een cursus te volgen, zodat hij zijn bewijs van APK-keurmeester kan verlengen en zijn kansen op de arbeidsmarkt kan vergroten. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij heeft gekeken naar het inkomensverleden van verzoekers. Gelet op de arbeidsongeschiktheid van verzoekster en de psychische klachten van verzoeker is het niet de verwachting dat het inkomen van verzoekers de bijstandsnorm voor samenwonenden zal overstijgen. Voorts heeft schuldhulpverlening meegedeeld dat het aanbod dat aan de crediteuren is voldaan, is gebaseerd op 36 maanden, terwijl de looptijd van een wettelijke schuldsaneringsregeling met ingang van 1 juli 2023 18 maanden bedraagt. De schuldeisers zijn dus beter af met het aangeboden percentage in de minnelijke regeling. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Schuldhulpverlening heeft ten slotte verklaard dat de vaste lasten tijdig door de budgetbeheerder worden voldaan en verzoekers gemotiveerd zijn om hun schulden op te lossen. Verzoekers werken goed mee en alle benodigde informatie wordt aangeleverd.
Tweeëntwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] stemmen hier niet mee in. [schuldeiser 1] heeft een vordering van € 5.092,61, welke 3,88% van de totale schuldenlast beloopt. [schuldeiser 2] heeft een vordering van € 1.735,99, welke 1,32% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 5,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk éénentwintig van de drieëntwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is in 2011 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard. Verzoeker is thans werkzaam op basis van een oproepcontract en werkt circa dertig uur per week. Hij heeft psychische klachten. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie hun schuldenproblematiek willen oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet zijn bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.