Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 september 2023, met producties;
- het antwoord, met producties;
- de brief van [eiser01] van 20 september 2023 met een aanvullende productie.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt legt geen belemmeringen in de weg voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld”. In art. 1 lid 1 sub c Waadi wordt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als volgt gedefinieerd: ‘het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid’. De kern van het geschil tussen partijen ziet op de vraag of de Waadi van toepassing is.
na afloopvan de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld. Hoewel een relatiebeding dat in strijd is met het belemmeringsverbod op grond van art. 9a lid 2 Waadi nietig is (vgl. Hof Den Haag 9 januari 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3), betekent dat niet dat het belemmeringsverbod al - zoals [eiser01] betoogt - voor het einde van de terbeschikkingstelling van toepassing is. [eiser01] is op dit moment in dienst van CGI en heeft zijn arbeidsovereenkomst met CGI (nog) niet opgezegd. Tijdens de zitting heeft [eiser01] verklaard dat voor hem een opzegtermijn van twee maanden geldt. Vast staat dat de terbeschikkingstelling van [eiser01] aan het ministerie loopt tot en met 31 december 2023. [eiser01] heeft namelijk een e-mail van [naam03] overgelegd (zie randnummer 2.10), waaruit blijkt dat de opdracht van het ministerie na 31 december 2023 niet verder zal worden verlengd. Dat betekent dat het belemmeringsverbod vanaf 1 januari 2024 van toepassing is. CGI heeft ter zitting te kennen gegeven dat, nu de opdracht van het ministerie na 31 december 2023 niet nog een keer wordt verlengd, zij er geen bezwaar tegen heeft dat [eiser01] vanaf 1 januari 2024 op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp’er voor het ministerie gaat werken. CGI zal [eiser01] vanaf 1 januari 2024 dus niet houden aan het relatiebeding, waarvan overigens niet in geschil is dat het slechts ziet op één relatie; het ministerie. Uitgaande van voornoemde opzegtermijn voor [eiser01] van twee maanden zal slechts sprake kunnen zijn van een situatie waarbij de terbeschikkingstelling feitelijk eindigt vóór 31 december 2023 als [eiser01] de arbeidsovereenkomst vóór 1 oktober 2023 opzegt (dan wel nadien zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn). [eiser01] heeft ter zitting echter niet gesteld het concrete voornemen te hebben zijn arbeidsovereenkomst met CGI vóór 1 oktober 2023 op te zullen zeggen of na 1 oktober 2023 op te zeggen zonder inachtneming van de voor hem geldende opzegtermijn van twee maanden. De kantonrechter zal hier dus geen rekening mee houden.