In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen eerdere uitspraken op bezwaar. Opposante had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van 26 januari 2022, maar de rechtbank verklaarde deze beroepen op 28 oktober 2022 niet-ontvankelijk. Opposante heeft vervolgens verzet ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet-ontvankelijk was omdat de gronden van verzet niet tijdig waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzetschrift van 7 december 2022 geen gronden bevatte en dat de gemachtigde van opposante niet binnen de gestelde termijn van twee weken heeft gereageerd op het verzoek om dit verzuim te herstellen. De rechtbank concludeert dat het verzet niet-ontvankelijk is, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft.
Daarnaast heeft opposante verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze zaak niet is overschreden, omdat de uitspraak op het verzet is gedaan binnen de termijn van twee jaar en twee maanden. De rechtbank heeft daarom het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.