ECLI:NL:RBROT:2023:9536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/684 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet en afwijzing van verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in het verzet van mr. D.A.N. Bartels tegen een eerdere uitspraak van 30 november 2022, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Bartels had verzet ingesteld omdat hij meende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij niet tijdig een machtiging had overgelegd om namens [naam opposant] beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bartels in zijn verzetschrift van 22 december 2022 geen gronden heeft vermeld en dat hij niet binnen de gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld. Hierdoor is het verzet niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft Bartels verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [naam opposant] Bartels heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is dat [naam opposant] schade heeft geleden door de procedure, en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/684 V
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van

[naam opposant], opposant,

(gesteld) gemachtigde mr. D.A.N. Bartels,
en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder.

Procesverloop

Bartels heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 30 november 2022 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bartels heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en verzocht te worden gehoord.
De rechtbank heeft het verzet op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Bartels is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat Bartels in beroep (desgevraagd) niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is namens [naam opposant] beroep in te stellen.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Ontvankelijkheid van het verzet
3. Daarvóór moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of het verzet ontvankelijk is.
4. Een verzetschrift dient op grond van artikel 8:55, tweede lid, van de Awb in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb gronden te bevatten.
5. Het verzetschrift van 22 december 2022 bevat geen gronden. De rechtbank heeft Bartels daarom bij aangetekende brief van 2 januari 2023 verzocht dit verzuim binnen twee weken te herstellen.
6. Bartels heeft bij brief van 16 januari 2023, ontvangen op 1 februari 2023, geantwoord dat de gronden van verzet reeds zijn genoemd, in die brief worden genoemd en nog nader zullen worden aangevuld. De rechtbank stelt vast dat in het verzetschrift van 22 december 2022 en de brief van 16 januari 2023 (voor zover die brief gelet op de ontvangstdatum al bij de beoordeling kan worden betrokken) niet staat vermeld waarom verzet is ingesteld tegen de uitspraak van 30 november 2022, waarin het beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
7. De rechtbank stelt vast dat Bartels niet tijdig gronden van verzet heeft ingediend. De stelling van Bartels dat hij de gronden met zijn brief van 19 juni 2023 alsnog tijdig heeft ingediend, volgt de rechtbank niet. Daargelaten dat ook deze brief geen gronden bevat tegen de uitspraak van 30 november 2022, is deze brief te laat ingediend, namelijk niet binnen de door de rechtbank gestelde herstelverzuimtermijn van twee weken. Niet gebleken is dat het verzuim verschoonbaar is. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
8.1.
Bartels heeft verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
8.2.
In deze zaak is niet duidelijk geworden dat [naam opposant] Bartels heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. Bartels heeft desgevraagd in beroep geen machtiging overgelegd. Op de machtiging die Bartels in de bezwaarfase heeft overgelegd staat geen naam vermeld van degene die de volmacht heeft ondertekend. Uit de handtekening op de volmacht valt ook niet op te maken wat de naam van de ondertekenaar is. Omdat niet kan worden vastgesteld dat [naam opposant] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten, kan ook niet worden vastgesteld dat [naam opposant] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie als gevolg van deze procedure. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. I.F.A.M. Errington-Quaedvlieg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.