ECLI:NL:RBROT:2023:9612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
10618387 VZ VERZ 23-7543
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na escalatie in de keuken tussen echtgenoten

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten die samen een restaurant hebben opgericht. De vrouw, voorheen medevennoot, is sinds 8 maart 2023 werknemer van het restaurant. Er heeft zich een fysiek handgemeen voorgedaan tussen de echtgenoten, wat heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelt dat er geen ernstige verwijtbaarheid is vastgesteld, omdat niet kan worden vastgesteld wie verantwoordelijk is voor de escalatie van de situatie. De vrouw verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en een transitievergoeding. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 december 2023 en kent de vrouw een transitievergoeding toe van € 688,11 bruto, maar wijst de verzoeken om een billijke vergoeding af. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10618387 VZ VERZ 23-7543
datum uitspraak: 16 oktober 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.M. Posthumus,
tegen
[verweerster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. U. Karatas.
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘ [verweerster01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster01] (ontvangen op 19 juli 2023), met bijlagen;
  • het verweerschrift van [verweerster01] (ontvangen op 11 september 2023), met bijlagen;
  • de nadere producties van [verzoekster01] .
1.2.
Op 18 september 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam01] met mr. S. Kara en tolk;
  • [verweerster01] met mr. U. Karatas en tolk.
Samenvatting en conclusie
[verzoekster01] is een restaurant gespecialiseerd in Turkse afhaalgerechten. Oprichters van [verzoekster01] in oktober 2018 waren [verweerster01] en [naam01] . [naam01] is nu nog steeds eigenaar van [verzoekster01] en al bijna 35 jaar de echtgenoot van [verweerster01] . [verweerster01] was tot 8 maart 2023 medevennoot. Op die datum is een arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster01] en [verweerster01] tot stand gekomen. [verzoekster01] verzoekt nu om die te ontbinden. [naam01] heeft op 24 maart 2023 aan [verweerster01] te kennen gegeven dat hij van haar wil scheiden.
[verweerster01] meent dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen. Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst wel ontbindt, verzoekt [verweerster01] om [verzoekster01] (voor dat geval) te veroordelen haar een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 150.000,- bruto te betalen. Als de kantonrechter het ontbindingsverzoek toewijst omdat sprake is van een combinatie van omstandigheden (de zogenaamde i-grond), verzoekt [verweerster01] daarnaast om haar een vergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW.

2.De beoordeling

Vooraf
2.1.
In deze zaak worden alleen de verzoeken beoordeeld die partijen in deze zaak hebben gedaan. Uitgangspunt daarbij is dat tussen partijen op 8 maart 2023 een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, die nog steeds bestaat. Daar zijn partijen het over eens. Over de omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomst is gesloten, wordt in deze uitspraak niet geoordeeld omdat daarover geen verzoeken zijn gedaan. Datzelfde geldt voor alles wat er is gebeurd in de periode vóór 8 maart 2023. Of [verweerster01] recht heeft op betaling door [verzoekster01] voor door haar gewerkte uren in die periode wordt in deze procedure dus niet beoordeeld.
De uitkomst
2.2.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en hoewel er een opzegverbod geldt, houdt het verzoek daar geen verband mee (artikel 7:671b lid 6 BW). Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.
Redelijke grond
2.3.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor moet bestaan (artikel 7:669 lid 1 BW). [verzoekster01] stelt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Dat levert een redelijke grond op als de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan sprake is. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.4.
Vast staat dat [verweerster01] en haar echtgenoot [naam01] in ieder geval op 15 april en 18 mei 2023 een fysiek handgemeen met elkaar hebben gehad in de keuken van het restaurant. Op camerabeelden is onder andere te zien dat [verweerster01] met een mes een slaande beweging richting [naam01] maakt, dat ze richting zijn kruis trapt, aan hem gaat hangen en met haar vuisten in zijn richting slaat. Op diezelfde beelden is te zien dat [naam01] zijn echtgenote naar de grond werkt en daar vasthoudt en dat hij een prullenbak in haar richting gooit. Verder is er langdurig geduw en getrek over en weer te zien. Het is duidelijk dat dit geen basis is om langer samen te werken. Daar zijn partijen het ook over eens. De vraag wie ervoor verantwoordelijk is dat de situatie in ieder geval twee keer zo is geëscaleerd, wordt hierna behandeld.
2.5.
Omdat sprake is van deze primaire grond, hoeft niet te worden beoordeeld of er (ook) sprake is van verwijtbaar handelen.
Herplaatsing
2.6.
Voor ontbinding is verder vereist dat [verweerster01] niet binnen een redelijke termijn in een andere passende functie kan worden herplaatst (artikel 7:669 lid 1 BW). Aan die eis is eveneens voldaan. Gelet op de ontslaggrond is het niet mogelijk om [verweerster01] te herplaatsen, omdat er maar één vestiging is van het restaurant.
Opzegverbod
2.7.
Weer een ander vereiste voor ontbinding is dat er geen opzegverbod geldt waardoor ontbinding niet is toegestaan. Ook aan deze eis is voldaan. Er geldt een opzegverbod, maar anders dan [verweerster01] bepleit, houdt het verzoek geen verband met haar ziekte, maar met de escalatie van de situatie tussen [verweerster01] en haar echtgenoot. De fysieke klachten van [verweerster01] aan haar schouder en arm hebben daar niets mee te maken. De ontsteking aan haar arm wordt met antibiotica behandeld. [verweerster01] voert aan dat zij op het moment van het incident op 15 april 2023 onder invloed was van (deze) medicatie. Dat is door [verzoekster01] betwist. De kantonrechter oordeelt dat gebruik van antibiotica mogelijk enige invloed kan hebben op hoe iemand zich voelt, maar dat door [verweerster01] niet is aangetoond dat de hoeveelheid medicatie die zij (op dat moment nog maar één dag) gebruikte voor het soort gedrag zorgt dat [verweerster01] heeft vertoond. Daarom staat de ziekte van [verweerster01] los van de momenten dat de situatie tussen haar en haar man uit de hand is gelopen. Het is verder begrijpelijk dat [verweerster01] na een huwelijk van 35 jaar verdrietig en zelfs van slag is als blijkt dat haar man (mogelijk) verliefd is op iemand anders, maar die emotie is geen ziekte en staat derhalve evenmin aan ontbinding in de weg.
Einde arbeidsovereenkomst 1 december 2023
2.8.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 december 2023 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van deze procedure.
Geen ernstige verwijtbaarheid
2.9.
Partijen menen over en weer dat de ander ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat dat voor allebei niet het geval is. Hierna wordt dit uitgelegd.
2.10.
Volgens [verzoekster01] heeft [verweerster01] ernstig verwijtbaar gehandeld, omdat zij de aanstichtster was van de fysieke ruzies met haar echtgenoot [naam01] . [verweerster01] beschuldigt op haar beurt [naam01] ervan te zijn begonnen met ‘aanvallen’. Op de beelden die de kantonrechter heeft gezien, is niet te zien hoe en door wie de fysieke ruzies zijn begonnen. De kantonrechter weet het dus niet en daarom kan niet worden vastgesteld dat [verweerster01] , zoals [verzoekster01] aanvoert, de ‘schuldige’ is.
2.11.
[verweerster01] stelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [verzoekster01] in verband met het volgende. [verzoekster01] heeft haar in de periode voor 8 maart 2023 als werknemer gebruikt, terwijl zij – zonder haar medeweten – als vennoot stond ingeschreven. [verzoekster01] heeft de arbeidstijdenwet overtreden door [verweerster01] zeven dagen per week en veertien uur per dag te laten werken, ook tijdens ziekte. Onder valse voorwendselen over een pensioenvoorziening heeft [verzoekster01] [verweerster01] een arbeidsovereenkomst laten tekenen. Door toedoen van [verzoekster01] heeft [verweerster01] maar marginaal sociale zekerheid opgebouwd. [verweerster01] zal door een ontslag in een enorm financieel gat vallen.
De kantonrechter oordeelt dat vrijwel al deze omstandigheden betrekking hebben op de periode vóór 8 maart 2023 (en de hieruit voortvloeiende gevolgen op de periode na het einde van de arbeidsovereenkomst). Wat er in de voorafgaande periode is gebeurd en de eventuele consequenties hiervan in de toekomst, ziet echter niet op handelen van [verzoekster01]
tijdenshet dienstverband. Deze omstandigheden kunnen reeds daarom niet als onderbouwing dienen voor de gestelde ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verzoekster01] . Het verwijt van [verweerster01] dat zij veel dagen en uren moest werken, is niet voldoende om te oordelen dat [verzoekster01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het is daarom niet van belang om te beoordelen of dit verwijt feitelijk juist is.
Transitievergoeding
2.12.
[verweerster01] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan en er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verzoekster01] (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Op basis van het loon (€ 2.600,- bruto per maand) en de duur van de arbeidsovereenkomst, is de hoogte van de vergoeding € 688,11 bruto. Dit bedrag moet [verzoekster01] betalen.
Geen billijke vergoeding
2.13.
De kantonrechter kent aan [verweerster01] geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan namelijk alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 onder c BW). Dat is hier niet het geval. Hiervoor is uitgelegd waarom niet.
Geen termijn intrekken verzoek
2.14.
[verzoekster01] krijgt geen termijn om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend (artikel 7:686a lid 6 BW).
Proceskosten
2.15.
De kantonrechter bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten moeten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 december 2023;
3.2.
veroordeelt [verzoekster01] om aan [verweerster01] een transitievergoeding van € 688,11 bruto te betalen;
3.3.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703