ECLI:NL:RBROT:2023:9675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/525
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens overbesteding en schulden in vaste lasten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 25 mei 2023. Tijdens de zitting op 21 september 2023 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker, die inkomsten ontvangt uit een Participatiewet-uitkering, een schuldenlast heeft van € 17.242,47. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering niet kan worden toegewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is dat verzoeker te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker schulden heeft gemaakt die duiden op overbesteding, met een totaalbedrag van € 3.270,59, en dat hij in februari 2022 schulden in zijn vaste lasten heeft laten ontstaan, waaronder een schuld aan Zorgverzekeraar DSW van € 2.901,23 en een schuld aan Evides Waterbedrijf van € 142,74. Gezien het recente patroon van overbesteding en het onbetaald laten van vaste lasten, vreest de rechtbank dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.

De rechtbank concludeert dat de feiten en omstandigheden die mogelijk toelating tot de schuldsaneringsregeling zouden rechtvaardigen, niet voldoende aannemelijk zijn geworden. Hoewel verzoeker sinds juli 2022 geen nieuwe schulden meer heeft gemaakt, zijn deze ontwikkelingen niet voldoende bestendig om een toelating tot de schuldsaneringsregeling op dit moment te rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek af, maar merkt op dat indien verzoeker zijn leven verder stabiliseert, een volgend verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft. Tevens is besproken dat verzoeker mogelijk baat zou kunnen hebben bij beschermingsbewind.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 september 2023
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 25 mei 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 21 september 2023.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit een Participatiewet-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 17.242,47.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Overbesteding
Verzoeker heeft schulden gemaakt die duiden op overbesteding. Daaronder verstaat de rechtbank schulden waarvan het aangaan niet strikt noodzakelijk was en waarvan verzoeker op het moment van aangaan wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij niet in staat zou zijn om deze te betalen. Het betreft hier de volgende schulden:
  • C&A Mode GmbH & Co. KG van € 70,79, ontstaan op 1 maart 2021;
  • Bol.com van € 47,82, ontstaan op 1 juli 2021;
  • Vodafone Libertel N.V. van € 1.104,00, ontstaan op 1 maart 2022;
  • Team SprayPay van € 279,35, ontstaan op 31 maart 2022;
  • Afterpay B.V. Riverty, van € 177,91, ontstaan op 27 mei 2022;
  • Zalando GmbH van € 186,01, ontstaan op 17 juni 2022;
  • Bonprix van € 84,53, ontstaan op 1 juli 2022;
  • Klarna B.V. van € 1.199,93, ontstaan op 14 juli 2022;
  • Klarna B.V. van € 120,25, ontstaan op 20 juli 2022.
In totaal komt dit neer op een bedrag van € 3.270,59. Deze schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan en staan aan toelating in de weg.
Vaste lasten
Verzoeker heeft in de februari 2022 voor een bedrag van in totaal € 3.043,97 schulden in zijn vaste lasten laten ontstaan. Het betreft hier schulden aan Zorgverzekeraar DSW (zorgverzekering) van € 2.901,23, ontstaan op 1 februari 2022 en een schuld aan Evides Waterbedrijf (drinkwater) van € 142,74, ontstaan op 23 februari 2022.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het recente patroon van overbesteding en het onbetaald laten van vaste lasten gevreesd moet worden dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen, meer in het bijzonder de verplichting om geen nieuwe bovenmatige schulden te laten ontstaan.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoeker na juli 2022 geen nieuwe schulden meer heeft gemaakt. Verzoeker is aldus op de goede weg. Deze ontwikkelingen hebben zich echter pas recent voorgedaan. Al het voorgaande in aanmerking genomen, en mede met het oog op de ernst en de totale hoogte van de schulden die naar het oordeel van de rechtbank niet te goeder trouw zijn ontstaan, althans onbetaald zijn gebleven, oordeelt de rechtbank echter dat deze ontwikkelingen onvoldoende (althans onvoldoende bestendig van aard) zijn om een toelating tot de schuldsaneringsregeling op dit moment te rechtvaardigen. Indien het leven van verzoeker zich (verder) stabiliseert zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben. Met verzoeker is ter zitting besproken dat hij mogelijk baat zou kunnen hebben bij beschermingsbewind.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023. [1]