ECLI:NL:RBROT:2023:9698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/5474
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten in WIA-zaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D.A. Schalker, had een beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat haar WIA-uitkering had beëindigd. Het UWV had eerder de aanvraag van verzoekster voor een uitkering goedgekeurd, maar later de besluiten herroepen na bezwaar van de ex-werkgever van verzoekster. Na een wijziging in het besluit van het UWV, waarbij de WIA-uitkering weer werd voortgezet, trok verzoekster haar beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat het UWV tegemoet was gekomen aan verzoekster en dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand. Daarnaast wees de rechtbank erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak benadrukt de toepassing van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) met betrekking tot proceskostenveroordelingen.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier. De griffier was verhinderd om de uitspraak mede te ondertekenen. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.A. Schalker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, (hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Met het besluit van 24 augustus 2021 (primair besluit I) heeft het UWV de aanvraag van verzoekster voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 september 2021 toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%.
Met het besluit van 27 december 2021 (primair besluit II) heeft het UWV bepaald dat de loongerelateerde WGA [1] -uitkering van verzoekster vanaf 16 maart 2022 wordt omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
De ex-werkgever van verzoekster heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar ingediend.
Met het besluit van 6 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van de ex-werkgever gegrond verklaard. Het UWV heeft de primaire besluiten herroepen. Het UWV heeft bepaald dat verzoekster vanaf 16 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 0%, en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het UWV heeft de WIA-uitkering zes weken na de datum van het bestreden besluit beëindigd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 22 augustus 2023 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken en bepaald dat de WIA-uitkering vanaf 18 november 2022 ongewijzigd blijft doorlopen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het UWV heeft niet op dit verzoek gereageerd.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten voor rechtsbijstand door een gemachtigde met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-
Deze uitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.WGA: werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.