ECLI:NL:RBROT:2023:9702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/661261 / JE RK 23-1521
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De minderjarigen, geboren in 2007, 2009, 2016 en 2018, wonen bij hun moeder. De vader en moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de identiteitsontwikkeling van de kinderen, omdat er sinds december 2022 geen begeleide bezoeken met de vader hebben plaatsgevonden. De moeder heeft aangegeven dat zij de veiligheid van de kinderen vooropstelt en dat de vader een emotieregulatietherapie moet volgen voordat er begeleide bezoeken kunnen plaatsvinden. De vader is bereid om deze therapie te volgen, maar alleen als de bezoekmomenten zijn gestart.

De moeder heeft in haar verweerschrift aangegeven dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en dat zij nooit de omgang met de vader heeft willen tegenhouden. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat onvoldoende is aangetoond dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is. De kinderen doen het goed bij de moeder en de kinderrechter is van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling geen oplossing zal bieden, gezien de eerdere pogingen die tevergeefs zijn gebleken. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook afgewezen, maar hoopt dat in de toekomst contact tussen de kinderen en de vader mogelijk zal zijn, mits de vader ook zijn verantwoordelijkheid neemt.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/661261 / JE RK 23-1521
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2016 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. de Craen, kantoorhoudende te Den Haag,
[vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 juni 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum;
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 11 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 15 augustus 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verlengd tot 30 augustus 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er zijn zorgen over de identiteitsontwikkeling van de kinderen, omdat er nog steeds geen begeleide bezoeken hebben plaatsgevonden met de vader. Hierdoor kunnen de kinderen hem niet leren kennen of een band op met hem opbouwen. Deze bezoeken vinden niet plaats, omdat de moeder het niet veilig vindt voor de kinderen. Dit komt mede doordat er in het verleden bij een begeleid bezoekmoment een incident heeft plaatsgevonden, waardoor de moeder nu als voorwaarde stelt dat de vader een emotieregulatietherapie moet volgen. De vader is hiertoe bereid, maar alleen wanneer de bezoekmomenten zijn gestart. Als gevolg hiervan is er nu geen contact tussen de vader en de kinderen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
Door en namens de moeder wordt verwezen naar het verweerschrift van 11 augustus 2023 en zij licht het volgende toe. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De enkele omstandigheid dat er geen sprake is van omgang met de vader en de zorg om een mogelijke identiteitsontwikkeling is onvoldoende voor een ondertoezichtstelling, waardoor de moeder verzoekt om een afwijzing van het verzoek. De moeder heeft nooit de omgang met de vader willen tegenhouden, zij stimuleert de kinderen en zij zijn vrij om de vader te zien. Hierbij dient echter de veiligheid van de kinderen gewaarborgd te blijven, waardoor een emotieregulatietherapie voor de vader noodzakelijk is. Hierin dient de GI de regie te nemen, maar dit gebeurt nu niet. Ook de vader zet geen stappen voor een veilige omgang. Daarom kunnen er nu geen begeleide bezoekmomenten plaatsvinden.

6.De beoordeling

6.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Onvoldoende is gebleken dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Het gaat goed met hen bij de moeder. Dit neemt niet weg dat het teleurstellend is dat er sinds december 2022 geen omgang heeft plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen waardoor zij geen band met elkaar kunnen opbouwen. Dit komt mede doordat de vader tot op heden niet bereid is om voor de start van deze momenten een emotieregulatietherapie te volgen, terwijl dit wel een vereiste is voor de moeder in het kader van de veiligheid van de kinderen. De kinderrechter is het met de moeder eens dat het allerbelangrijkste is dat de kinderen veilig zijn. Dat de vader voor het contactherstel niet bereid is deze zekerheid te bieden, is zijn keuze. Een verlenging van de ondertoezichtstelling zal hierin geen verandering kunnen brengen, omdat dit in het verleden al geprobeerd is maar tevergeefs. Daarom zal de kinderrechter het verzoek afwijzen. Ter zitting geeft de moeder aan dat zij een contactherstel met de kinderen en de vader niet zal tegenhouden. De kinderrechter hoopt dat wanneer de kinderen in de toekomst contact willen met hun vader, dit ook mogelijk zal zijn omdat het belangrijk is dat zij een reëel beeld hebben van hun vader. Hiervoor dient de vader ook inzet te tonen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 21 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.