ECLI:NL:RBROT:2023:9937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
663498 FT RK 23-426
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid na niet-nakoming van geldleningsovereenkomst

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak betreffende de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. De zaak is gestart op basis van een verzoekschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster], die een geldleningsovereenkomst had met [X] B.V. Verzoekster stelde dat [X] B.V. een bedrag van € 225.000,00 had geleend en dat de maandelijkse aflossingen van € 2.500,00 niet waren voldaan sinds maart 2023. Verzoekster had [X] B.V. in gebreke gesteld en verzocht om faillietverklaring, omdat [X] B.V. meerdere schuldeisers onbetaald liet, waaronder een ex-werkneemster en een accountant.

Tijdens de zitting op 5 september 2023 heeft de rechtbank de standpunten van beide partijen gehoord. Verweerster [X] B.V. erkende de geldleningsovereenkomst, maar betwistte de hoogte van de vorderingen en stelde dat zij enkele aflossingen mocht verrekenen met vergoedingen van de verhuurder. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van verzoekster en dat [X] B.V. in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen.

De rechtbank heeft op basis van de Faillissementswet geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor faillietverklaring. De rechtbank verklaarde [X] B.V. in staat van faillissement, benoemde mr. R.G.C. Veneman als rechter-commissaris en mr. H.B. de Waard als curator. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdere behandeling van de zaak zal worden overgedragen aan de rechtbank Den Haag. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: C [rekestnummer] F
Uitspraak: 12 september 2023
VONNIS op het op 4 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] ,
statutair gevestigd te Hendrik Ido Ambacht,
verzoekster,
advocaat: mr. J.F. van Duin,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] B.V.,
statutair gevestigd te Alblasserdam,
kantoorhoudende aan de Rijksweg A13 202,
2629 HA Delft,
verweerster.

1.De procedure

De behandeling ter zitting van het ingekomen verzoekschrift is door de rechtbank bepaald op 5 september 2023.
Ter zitting van 5 september 2023 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • mr. J.F. van Duin, advocaat van verzoekster;
  • de heer [Y] , aandeelhouder van verweerster.
De heer [Y] heeft ter zitting verklaard gemachtigd te zijn om namens verweerster ter zitting te verschijnen.
Mr. J.F. van Duin heeft ter zitting stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van partijen

Standpunt verzoekster
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift en ter zitting (kort samengevat) gesteld dat zij een bedrag van € 225.000,00 aan verweerster heeft geleend. Conform de geldleningsovereenkomst diende verweerster ter aflossing van die geldlening maandelijks € 2.500,00 aan verzoekster te betalen. Verzoekster heeft verweerster bij brief van
12 mei 2023 in gebreke gesteld, omdat verweerster de maandelijkse aflossingstermijnen vanaf maart 2023 niet had betaald en de verschuldigde rente niet volledig had betaald. Volgens de overeenkomst is nu de gehele lening, te vermeerderen met boeterente, opeisbaar.
Verder laat verweerster meerdere schuldeisers onbetaald. Zo is er een vordering van een ex-werkneemster van verweerster van ten minste € 25.000,00 bruto (billijke vergoeding) uit hoofde van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2023. Daarnaast zijn er facturen van [Z] B.V. (de (ex-)accountant van verweerster, hierna: [Z] ) van € 5.047,39 en € 667,92 voor het verrichten van diensten aan verweerster in 2022 en 2023.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerster is opgehouden te betalen en verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring van verweerster.
Standpunt verweerster
Namens verweerster is ter zitting (kort samengevat) het volgende aangevoerd. Verweerster betwist het bestaan van de geldleningsovereenkomst niet. Zij stelt dat zij de aan verzoekster verschuldigde aflossingstermijnen deels mocht verrekenen met door de verhuurder aan verzoekster uitgekeerde vergoedingen voor schoonmaakkosten. Zij erkent dat zij over een aantal maanden de verschuldigde aflossingstermijnen niet (volledig) heeft betaald.
De steunvorderingen worden deels door verweerster betwist. Zo betwist verweerster de vordering van de ex-werkneemster, omdat zij haar op staande voet mocht ontslaan omdat deze ex-werkneemster een hennepplantage exploiteerde in haar pand. Zij erkent een deel van de vordering van [Z] , nu zij stelt de in december 2022 verrichte diensten wel verschuldigd te zijn.

3.De beoordeling

Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Beoordelingskader
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Bestaan vorderingsrecht
Verzoekster en verweerster zijn een geldleningsovereenkomst aangegaan en verweerster diende ter aflossing van die geldlening maandelijks € 2.500,00 aan verzoekster te betalen. Verweerster heeft erkend dat zij een aantal aflossingstermijnen niet (volledig) heeft betaald. In de overeenkomst is bepaald dat in dat geval de gehele lening, na ingebrekestelling, opeisbaar is. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster een opeisbare vordering op verweerster heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van het vorderingsrecht van verzoekster summierlijk is gebleken.
Ook is de rechtbank van oordeel dat van het bestaan van steunvorderingen summierlijk is gebleken. De vordering van de ex-werkneemster berust op een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2023. Gesteld noch gebleken is dat verweerster tegen deze uitspraak in hoger beroep is gegaan. Daarnaast heeft verweerster een deel van de vordering van [Z] erkend.
Faillissementstoestand
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat verweerster de vordering van verzoekster en de steunvorderingen onbetaald laat. De rechtbank is derhalve van oordeel dat summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [X] B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R.G.C. Veneman, lid van de rechtbank Den Haag;
- stelt aan tot curator mr. H.B. de Waard, advocaat te Den Haag;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
bepaalt:
- dat de taken die de wet in een faillissement aan de rechtbank opdraagt, met uitzondering van de tegen de faillietverklaring in te stellen rechtsmiddelen, na deze beslissing en de publicatie daarvan, door de rechtbank Den Haag worden uitgevoerd;
- dat door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de rechtbank Den Haag worden gezonden;
- dat de griffier van de rechtbank Den Haag wordt verzocht de ontvangst van genoemd vonnis en genoemde stukken en het overnemen van de behandeling van de zaak schriftelijk te bevestigen aan de griffier van deze rechtbank;
- dat de zaak nadat door de rechtbank Den Haag daaraan een dossiernummer is toegekend uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de curator alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de rechtbank Den Haag dan wel de benoemde rechter-commissaris van de rechtbank Den Haag;
- dat de rechtbank Rotterdam dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de rechtbank Den Haag.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.