ECLI:NL:RBROT:2024:10031

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685488 / JE RK 24-1953
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 20 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige verzocht. De minderjarige, geboren in 2011, woont bij zijn moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld tot 15 juli 2025. De GI verzocht om een spoedmachtiging voor uithuisplaatsing, omdat de thuissituatie onveilig is en de minderjarige kwetsbaar is door een licht verstandelijke beperking. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2024 waren de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de GI en een tolk aanwezig. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de zorgen over de minderjarige besproken, waaronder zijn contacten met anti-sociale jongeren en de gebrekkige hulpverlening in de thuissituatie. De kinderrechter heeft besloten het verzoek aan te houden om meer duidelijkheid te krijgen over de situatie van de minderjarige en de benodigde hulp. De GI moet een rapportage indienen over de actuele stand van zaken voor de volgende zitting op 8 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/685488 / JE RK 24-1953
Datum uitspraak: 20 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. K. Logtenberg te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat en bijgestaan door een tolk;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 3].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
Er is bijzondere toegang verleend aan een MDFT-therapeut, te weten [naam 4]. Zij is als informant gehoord.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Turkse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 5], tolk in de Turkse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juli 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van 4 weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden te verlenen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI heeft de rechtbank vervolgens telefonisch geïnformeerd dat geen spoedbeslissing nodig is, maar wel wordt verzocht om het verzoek met spoed op een zitting in te plannen.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd, in die zin dat een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling wordt verzocht. Uit het recent afgeronde persoonlijkheidsonderzoek is gebleken dat [minderjarige] een licht verstandelijke beperking heeft. Dit maakt hem kwetsbaar en beïnvloedbaar. [minderjarige] staat onder invloed van de groep jongeren waar hij mee omgaat. De ingezette hulp in de vorm van systeemtherapie en betrokkenheid van Chapter Next zorgen niet voor verbetering in de thuissituatie. Zo had [minderjarige] een dagbesteding bij een kapper, maar is na een dag werken gestopt. Hierdoor stagneert de hulpverlening. De moeder werkt wel aan de hulpverlening, maar de begeleiding van een kind met een licht verstandelijke beperking vergt vaardigheden die de moeder wellicht niet kan bieden. De laatste drie weken zijn er geen incidenten meer geweest. [minderjarige] heeft een avondklok. Verder mag hij niet naar buiten zonder de begeleiding van een volwassene. [minderjarige] is de afgelopen periode afgewezen voor meerdere leefgroepen, omdat niet duidelijk was of zij [minderjarige] passende hulpverlening kunnen bieden. Er is daarom nog geen plek voor [minderjarige] gevonden. De GI zal de komende periode met behulp van de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek een nieuwe screening doen en hopelijk wordt dan duidelijk waar [minderjarige] kan worden geplaatst. Het is in beginsel niet wenselijk om [minderjarige] op een crisisplek te plaatsen, maar als zich opnieuw incidenten voordoen kan de GI niet anders. [minderjarige] is gebaat bij stabiliteit en rust en komt hier in de thuissituatie bij de moeder niet aan toe. De GI verzoekt daarom een machtiging te verlenen, zodat deze kan worden gebruikt wanneer het nodig is.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de advocaat van de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder verzoekt primair om het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder om het verzoek in zijn geheel aan te houden, zodat de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek kunnen worden meegenomen. [minderjarige] praat regelmatig met een jongerencoach. De jongerencoach wil dat [minderjarige] een dagbesteding, scholing en behandeling krijgt. Dit kan ook in de thuissituatie worden bewerkstelligd. [minderjarige] is geschorst en is met voorwaarden naar huis gestuurd. Hij mag naar buiten met een volwassene. [minderjarige] wil graag bij de kapper werken. Eerder is het niet gelukt om bij de kapper te werken, omdat de jongens waar zijn contactverbod op zag daar rondliepen. Verder werkt de moeder mee aan de hulpverlening en zij is bereid om te verhuizen met [minderjarige] om hem uit het milieu te halen waar hij nu in verblijft. De moeder zal [minderjarige] niet kunnen bezoeken als hij verder weg verblijft, omdat zij geen auto heeft en een laag inkomen heeft.

5.De informant

5.1.
De MDFT-therapeut van [minderjarige] en de moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij zich ook ernstige zorgen maakt om [minderjarige], maar wel hoopt dat hij vanuit de thuissituatie bij de moeder begeleid kan worden en kan werken aan zijn perspectief. De afgelopen periode heeft de moeder goede stappen gezet en is zij [minderjarige] meer aan het begrenzen, maar dit heeft tijd nodig. De MDFT-therapeut pleit ervoor om de hulpverlening voort te zetten en nieuwe dagbesteding voor [minderjarige] te regelen. Bij een crisisplaatsing is er geen behandeling en wordt hij mogelijk nog meer negatief beïnvloed.

6.De beoordeling

6.1.
Er bestaan grote zorgen over [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder. De twaalfjarige [minderjarige] gaat niet naar school en is de laatste maanden veelvuldig in aanraking gekomen met de politie. [minderjarige] lijkt om te gaan met anti-sociale jongeren die een slechte invloed op hem hebben, wat ertoe leidt dat er criminele activiteiten worden verricht. [minderjarige] vindt het lastig om zich hiertegen te verweren en maakt de verkeerde keuzes. De afgelopen maanden is intensieve hulpverlening in de vorm van een MDFT-traject, Chapter Next en begeleiding door een coach ingezet, maar deze hulpverlening lijkt vooralsnog ontoereikend. De afgelopen drie weken hebben er weliswaar geen incidenten meer plaatsgevonden, maar de zorgen zijn onverminderd aanwezig.
6.2.
Uit het recente persoonlijkheidsonderzoek komt naar voren dat [minderjarige] licht verstandelijk beperkt is en daardoor zeer kwetsbaar. Hoewel de moeder meewerkt aan de inzet van hulpverlening, bestaat bij de GI de zorg dat de thuissituatie bij de moeder onvoldoende aansluit bij de bijzondere zorgbehoefte van [minderjarige]. Ter zitting is echter gebleken dat er door de GI nog geen passende plek is gevonden voor [minderjarige]. De GI heeft verschillende driemilieusvoorzieningen voor [minderjarige] benaderd, maar deze hebben [minderjarige] afgewezen. De komende periode gaat de GI met behulp van de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek verder zoeken naar een passende plek voor [minderjarige]. Gezien het voorgaande acht de kinderrechter zich nog onvoldoende voorgelicht om een beslissing op het verzoek van de GI te nemen. Daarbij komt dat de MDFT-therapeut van [minderjarige] en de moeder ter zitting naar voren heeft gebracht dat de moeder de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet en dat zij mogelijk meer tijd nodig heeft om te leren hoe zij [minderjarige] beter kan begrenzen. De kinderrechter is met de MDFT-therapeut van oordeel dat een plaatsing op een crisisopvang onder de gegeven omstandigheden niet in zijn belang is, nu daar de nodige begeleiding en behandeling voor [minderjarige] ontbreekt. De kinderrechter houdt daarom het verzoek van de GI aan, zodat de komende periode kan worden bezien hoe het met [minderjarige] gaat en er meer duidelijkheid ontstaat over de vraag welke (aanvullende) hulp [minderjarige] nodig heeft. Als dat niet binnen de thuissituatie kan worden geboden, dient duidelijk te worden welke setting dan wel passend is.
6.3.
De GI wordt verzocht om één week vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de moeder, haar advocaat en de vader) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het verzoek wordt gehandhaafd.

7.De beslissing

7.1.
De kinderrechter houdt de behandeling van het verzoek aan en roept de GI, de moeder en haar advocaat en de vader op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan
Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op 8 november 2024 te 09:30 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
7.2.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. S. Riege, kinderrechter;
7.3.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en haar advocaat;
7.4.
gelast de oproeping van de vader per Staatscourant;
7.5.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
7.6.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder, haar advocaat en de vader) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.