ECLI:NL:RBROT:2024:10033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/683432 / JE RK 24-1684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 september 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige besproken. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2020, die momenteel verblijft bij haar oom en tante. De kinderrechter heeft de ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag, als belanghebbenden aangemerkt. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering heeft het verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2024 waren de ouders en de oma van de minderjarige aanwezig, terwijl de oom en tante niet verschenen, ondanks dat zij correct waren opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt, waaronder therapie en het verkrijgen van werk. De moeder woont zelfstandig en de vader is al geruime tijd clean. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing als voldaan beschouwd. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen tot 26 september 2025, met de nadruk op het belang van de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van jeugdbescherming. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683432 / JE RK 24-1684
Datum uitspraak: 20 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam 1] ,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam 2] ,
[naam 3] en [naam 4],
te weten de tante en oom moederszijde (hierna mz), wonende in [plaatsnaam 3] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 5],
te weten de oma vaderszijde (hierna vz), wonende in [plaatsnaam 4] ,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 juli 2024,
  • een bericht van de GI van 13 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder die digitaal aanwezig was;
  • de vader;
  • de oma vz;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 6] en [naam 7] ;
De oom en tante mz zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de oom en tante mz wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft oom en tante mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 26 september 2024. Daarnaast heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 26 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van twaalf maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het afgelopen jaar hebben beide ouders een positieve ontwikkeling laten zien. De ouders zijn leerbaar en hebben zelfinzicht. De moeder woont nu zelfstandig, heeft een baan en de vader is meer dan een jaar clean. Zij hebben allebei voor een langere periode therapie gevolgd. [minderjarige] is erg gesteld op haar ouders. De vader heeft elke maandag een omgangsmoment van drie uur bij de oma vz. De moeder heeft elke donderdag een omgangsmoment van drie uur bij de oom en tante mz. Eerder heeft de GI geconstateerd dat [minderjarige] afwijzend kon zijn naar de moeder. Inmiddels is voor beide ouders Video Interactie Begeleiding (hierna VIB) gestart waarin aandacht wordt besteed aan de hechting met [minderjarige] . Mocht VIB niet het gewenste resultaat hebben, dan kan de moeder nog worden aangemeld voor een NIKA-traject. Omdat de moeder eerder in detentie verbleef en de vader in een afkickkliniek zat, is gewacht met het bepalen van het perspectief van [minderjarige] . De komende periode wil de GI stapsgewijs toewerken naar onbegeleide omgangsmomenten en onderzoeken of een thuisplaatsing van [minderjarige] mogelijk is. Daarbij dient er te worden gekeken welke hulp nodig is, waarbij een opname in een moeder-kindhuis ook een optie is.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de moeder zich niet verzet tegen het verzoek van de GI. De moeder gaat elke week naar de traumabehandeling. Daarnaast is de moeder aangemeld bij de Waag en wordt de moeder geholpen met haar financiën. De moeder heeft een nieuwe baan en woont in een studio samen met haar partner. Tijdens een omgangsmoment is VIB aanwezig geweest en dat is goed verlopen. De moeder is blij met de hulpverlening en staat achter het stapsgewijs opbouwen van de omgangsmomenten.
4.2.
De vader heeft ter zitting aangegeven achter het verzoek van de GI te staan. De afgelopen periode is positief verlopen. De vader is al een langere tijd clean en heeft een nieuwe baan als vrachtwagenchauffeur. Hij is blij met de hulpverlening. Op dit moment is de vader nog op zoek naar een huurwoning.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er het afgelopen jaar sprake is geweest van een positieve ontwikkeling. De moeder heeft therapie gevolgd en haar straf in detentie uitgezeten. De moeder heeft inmiddels een baan en een huis. De ouders zijn gestart met VIB ter ondersteuning van de hechting met [minderjarige] . De vader is al geruime tijd clean. Ook hij is in therapie geweest en heeft aan zichzelf gewerkt. De moeder en de vader hebben ieder één begeleid omgangsmoment per week. Er wordt gezien dat de ouders leerbaar zijn en meewerken aan de hulpverlening. Er zijn echter nog altijd ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft in het verleden veel onveiligheid in de thuissituatie meegemaakt door de persoonlijke problematiek van de ouders, waardoor de ouders onvoldoende beschikbaar zijn geweest voor [minderjarige] . [minderjarige] is daarom in de eerste jaren van haar leven opgevangen in het netwerk van beide ouders. [minderjarige] woont inmiddels een klein jaar bij oom en tante mz. en om het weekend verblijft zij bij de oma vz. Het gaat goed met [minderjarige] in het netwerk, mede dankzij de goede samenwerking tussen de ouders en hun families. Dit verdient een groot compliment aan alle betrokkenen.
5.3.
De inzet van de jeugdbeschermer blijft evenwel noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] in te zetten en de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen. De komende periode zal door de GI onderzocht worden of de ouders in staat zijn om een stabiele opvoedomgeving te creëren voor [minderjarige] en zal beoordeeld worden of een thuisplaatsing van [minderjarige] mogelijk is. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het tot die tijd in het belang van [minderjarige] is dat de plaatsing van [minderjarige] binnen het netwerk wordt voortgezet. Bij de oom en tante mz wordt [minderjarige] de opvoeding en verzorging geboden die zij nodig heeft. De komende periode zullen de omgangsmomenten met de ouders – waar mogelijk – stapsgewijs worden uitgebreid naar onbegeleide omgangsmomenten. Het is van belang dat de ouders blijven meewerken aan de geboden hulpverlening, zodat zo spoedig mogelijk duidelijkheid ontstaat over het perspectief van [minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verlengen tot 26 september 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW) (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 26 september 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin binnen het netwerk tot 26 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 14 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.