ECLI:NL:RBROT:2024:10361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684152 / JE RK 24-1782
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de emotionele ontwikkeling en veiligheid

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 augustus 2024, wordt een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014, behandeld. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die zich ernstige zorgen maakt over de emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn samen belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De Raad heeft geconstateerd dat er al jaren zorgen zijn over de thuissituatie, waarbij de moeder fysiek straffen toepast en er een gebrek aan communicatie tussen de ouders is. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, terwijl de vader het verzoek steunt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende bereid is om mee te werken aan hulpverlening, wat leidt tot de conclusie dat de betrokkenheid van een neutrale jeugdbeschermer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, tot 22 augustus 2025, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/684152 / JE RK 24-1782
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van
12 augustus 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum, mee in haar beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 2] en [naam 3] .
1.3.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van de vader,
[naam 4] .
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Deze zorgen bestaan al jaren en het lukt niet om zicht te krijgen op de thuissituatie bij de moeder. De zorgen liggen vooral in het fysiek straffen van [minderjarige] door de moeder en het feit dat de ouders al geruime tijd uit elkaar zijn en nog steeds moeilijk met elkaar communiceren. [minderjarige] zit hierdoor knel tussen de ouders. [minderjarige] gaat binnenkort de pubertijd in en zal steeds meer gaan nadenken over alles dat zich in haar leven heeft afgespeeld en de manier hoe de ouders met elkaar omgaan en wat haar positie is. Ook probeert [minderjarige] nu al de problemen tussen de ouders op te lossen. Deze jarenlange spanningen zullen doorwerken en de Raad denkt dat dit erger wordt wanneer de situatie onveranderd blijft. Dit uit zich nu al in het feit dat [minderjarige] erg onzeker is over wanneer zij iets goed doet. Daarnaast laat [minderjarige] op school gedragsproblemen zien en doet zij zorgelijke uitspraken over bepaalde gebeurtenissen. Het is niet gelukt om in het vrijwillig kader jeugdhulp in te zetten omdat de moeder geen hulp accepteert. Dit komt door haar persoonlijke belaste geschiedenis waardoor zij geen vertrouwen heeft in de hulpverlening. De Raad merkt op dat gezien de zorgen en het feit dat de vrijwillige hulpverlening niet van de grond is gekomen, de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing zal onderzoeken wanneer de moeder binnen een termijn van twee maanden nog steeds geen hulpverlening accepteert. Dit omdat hulpverlening nodig is omdat [minderjarige] zich anders niet goed zal ontwikkelen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert verweer tegen het verzoek van de Raad. De moeder erkent dat er in het verleden dingen zijn gebeurd met haar ex-partner (niet zijnde de vader) waarbij drank in het spel was en dat [minderjarige] af en toe te laat komt op school. De moeder neemt daar haar verantwoordelijkheid voor. De moeder heeft briefjes van onder andere haar werkgever waaruit blijkt dat dit nu beter gaat. De moeder is het daarom niet eens met de Raad dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd wanneer zij bij de moeder is. De moeder ontkent [minderjarige] te hebben geslagen, maar geeft toe de handdoek in [minderjarige] haar gezicht te hebben geduwd. Hier heeft de moeder spijt van. De moeder wilde niet meewerken aan de hulpverlening in het vrijwillig kader omdat de moeder zelf slechte ervaringen heeft met jeugdzorg. Ook heeft de moeder geen vertrouwen in de hulpverlening omdat Veilig Thuis meerdere dingen herhaaldelijk verkeerd heeft opgeschreven, zoals onjuiste data. Door het gebrek aan vertrouwen ziet de moeder geen meerwaarde om met de hulp verder te gaan. De moeder heeft daarop aangegeven dat de instanties éénmaal bij haar thuis mochten komen om met [minderjarige] te praten. De moeder geeft wel toestemming dat [minderjarige] met hulpverlening op school spreekt, maar de moeder wil niet dat [minderjarige] met meer dan één persoon spreekt.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. De vader betreurt het dat het zo ver heeft moeten komen en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet op gang is gekomen. De vader staat open voor alle hulpverlening. De vader wil het beste voor [minderjarige] en hij hoopt dat de GI de ouders kan helpen bij het verbeteren van de onderlinge communicatie zodat de ouders respectvol met elkaar kunnen omgaan. Ook wenst de vader meer betrokken te worden door de moeder bij het leven van [minderjarige] wanneer zij bij de moeder is. Daarnaast geeft de vader toestemming voor het voeren van gesprekken met de schoolmaatschappelijk werker en [minderjarige] .
4.3.
De GI sluit zich aan bij de Raad. Uit de stukken volgen grote zorgen en het is belangrijk dat er zicht komt op de thuissituatie van de moeder in het belang van [minderjarige] . Indien de hulpverlening in het vrijwillig kader niet op gang komt, is het gedwongen kader nodig. Wanneer de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken zal [naam 3] de vaste jeugdbeschermer worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Er bestaan al langere tijd zorgen over de ontwikkeling en de emotionele veiligheid van [minderjarige] . Zo hebben zich in de afgelopen jaren meerdere incidenten voorgedaan in de thuissituatie bij de moeder waardoor [minderjarige] in onveilige en belaste situaties terecht is gekomen. Daarnaast is [minderjarige] in het verleden fysiek door de moeder gestraft. De moeder lijkt onvoldoende te beseffen wat dit met [minderjarige] doet. Ook wordt [minderjarige] al jaren belast met de spanningen tussen de ouders en heeft zij last van een loyaliteitsconflict. Dit bleek ook tijdens het kindgesprek toen de net tienjarige [minderjarige] voorstelde om de ouders ieder aan een kant van de zaal te laten zitten in plaats van naast elkaar. Op school laat [minderjarige] gedragsproblemen zien en doet zij zorgelijke uitspraken over bepaalde gebeurtenissen. De school heeft in april 2024 de meldcode gestart. Volgens de school was er in juli 2024 nog steeds sprake van te laat komen. In tegenstelling tot de vader staat de moeder niet open voor hulpverlening en is de hulp in het vrijwillig kader niet op gang gekomen. De moeder stelt diverse eisen aan de vrijwillige hulpverlening waardoor deze niet naar behoren kan functioneren, zoals de eis dat zij maar eenmaal mogen langskomen. Ten gevolge van dit gebrek aan medewerking heeft de vrijwillige hulpverlening de Raad gevraagd met spoed onderzoek te doen. Ook Veilig Thuis heeft bevestigd dat de moeder geen contact met de vrijwillige hulpverlening wil.
5.3.
Uit dit alles volgt dat de moeder onvoldoende bereid is en de vader onvoldoende in staat is om op dit moment de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de betrokkenheid van een neutrale jeugdbeschermer noodzakelijk is in het belang van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Belangrijk is dat de jeugdbeschermer toezicht houdt op de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] inzet zoals bijvoorbeeld het praten met de schoolmaatschappelijk werker om haar emoties te kunnen uiten. [minderjarige] heeft er recht op om emotioneel en fysiek veilig op te groeien en om aan haar ontwikkelingstaken toe te komen; zij mag niet belast worden met volwassen zaken en emoties. Ook is het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer hulpverlening voor de ouders inzet en de ouders ondersteunt en begeleidt bij het verbeteren van hun communicatie. De ouders behoren in het belang van hun dochter hieraan mee te werken.
5.4.
De kinderrechter zal op grond van vorenstaande [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar, te weten tot 22 augustus 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 22 augustus 2024 tot 22 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.