Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon B] , begeleidster vanuit het Wijkteam Beverwaard (hierna: maatschappelijk begeleider).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 een voorlopige voorziening toegewezen aan verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 14 juni 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een moratorium van zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in staat is om de huurtermijnen voor juni en juli 2024 te voldoen, en dat zij maandelijks voldoende inkomsten ontvangt uit een WIA-uitkering. Er is een spoedaanvraag tot onderbewindstelling ingediend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat de lopende huurtermijnen zullen worden voldaan.
De verweerster, Stichting Woonbron, heeft in haar verweerschrift gesteld dat er een huurachterstand van € 5.273,24 is ontstaan en dat verzoekster niet heeft gereageerd op eerdere pogingen tot minnelijke incasso. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster zwaarder wegen dan die van verweerster, gezien de dreigende ontruiming van de huurwoning. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster de huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de huurovereenkomst te verlengen en heeft voorwaarden gesteld aan de voorlopige voorziening, waaronder het indienen van een verslag door de schuldhulpverlening. Deze uitspraak biedt verzoekster de mogelijkheid om haar financiële situatie te stabiliseren en een regeling te treffen met haar schuldeisers.