Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam 1],
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen stichting Woonbron en Van Rijn Bewind B.V. De eiseres, Woonbron, heeft een ontruimingsvordering ingediend tegen Van Rijn Bewind, die als bewindvoerder optreedt voor een huurder van een woning. De huurder is niet verschenen in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldoet en heeft verstek verleend tegen Van Rijn Bewind.
De zaak betreft een huurovereenkomst van 1 maart 2019, waarbij de huurder een woning huurt van Woonbron. Op 1 augustus 2024 heeft de politie een drugslab aangetroffen in de woning, wat heeft geleid tot een onmiddellijke sluiting van de woning door de burgemeester voor een periode van drie maanden. Woonbron heeft vervolgens de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW. De rechtbank oordeelt dat de ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de ernstige gevolgen van het drugslab voor de omgeving en de leefbaarheid in de wijk.
De rechtbank heeft Van Rijn Bewind veroordeeld tot ontruiming van de woning en heeft de vordering tot betaling van huurprijs van € 614,75 per maand toegewezen, te betalen vanaf 1 september 2024 tot de dag van ontruiming. Daarnaast is Van Rijn Bewind in het ongelijk gesteld en moet zij de proceskosten van Woonbron vergoeden, die zijn begroot op € 943,96. De wettelijke rente over de proceskosten is eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De beslissing van de kantonrechter omvat onder andere de veroordeling tot ontruiming binnen vijf dagen na betekening van het vonnis en de betaling van de huurprijs en proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P. de Bruin.