In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, vordert de vrouw dat de man de voorlopige zorgregeling nakomt, waarbij de kinderen om het weekend en elke woensdag bij hem zouden zijn. De vrouw werkt op woensdag en stelt dat de man de kinderen niet op komt halen, waardoor zij vrij moet nemen van haar werk. Daarnaast vraagt de vrouw om de verkoop van de echtelijke woning, omdat de man de hypothecaire lasten niet betaalt en de bank dreigt met maatregelen. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2024, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering tot nakoming van de zorgregeling wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de man structureel in gebreke blijft. De vrouw heeft zelf ook meerdere keren van de regeling afgeweken zonder overleg. Wat betreft de verkoop van de woning, wordt eveneens afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De man heeft een betalingsregeling met de bank en de achterstand in de hypothecaire lasten lijkt te worden ingelopen. De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten, zodat ieder partij zijn eigen kosten draagt.