ECLI:NL:RBROT:2024:10457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/686330 / KG ZA 24-905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nakoming zorgregeling en verkoop echtelijke woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, vordert de vrouw dat de man de voorlopige zorgregeling nakomt, waarbij de kinderen om het weekend en elke woensdag bij hem zouden zijn. De vrouw werkt op woensdag en stelt dat de man de kinderen niet op komt halen, waardoor zij vrij moet nemen van haar werk. Daarnaast vraagt de vrouw om de verkoop van de echtelijke woning, omdat de man de hypothecaire lasten niet betaalt en de bank dreigt met maatregelen. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2024, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering tot nakoming van de zorgregeling wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de man structureel in gebreke blijft. De vrouw heeft zelf ook meerdere keren van de regeling afgeweken zonder overleg. Wat betreft de verkoop van de woning, wordt eveneens afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De man heeft een betalingsregeling met de bank en de achterstand in de hypothecaire lasten lijkt te worden ingelopen. De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten, zodat ieder partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/686330 / KG ZA 24-905
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. K. Tosun te Rotterdam.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

Partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In die procedure is een voorlopige zorgregeling bepaald op grond waarvan de kinderen voorlopig om het weekend en elke woensdag bij de man zullen zijn. De vrouw, die zelf op woensdag moet werken, eist in dit kort geding dat de man die voorlopige zorgregeling nakomt. Ook eist de vrouw dat de echtelijke woning te koop wordt gezet omdat de man de hypothecaire lasten niet betaalt en de bank met maatregelen dreigt.

2.De procedure

2.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding,
  • de producties 1 t/m 10 van de vrouw,
  • de producties 1 t/m 3 van de man (de voorzieningenrechter heeft eveneens ingediende productie 4 geweigerd omdat die in de Turkse taal was en er geen vertaling bij zat).
2.2.
De mondelinge behandeling was op 8 oktober 2024. Na de zitting zijn ontvangen, zoals besproken ter zitting:
- de brief van de advocaat van de vrouw van 9 oktober 2024, met als bijlagen
e-mailcorrespondentie tussen de man en de hypotheekbank,
- de schriftelijke reactie van de advocaat van de man, met zijn producties 9 en 10.

3.De feiten

3.1.
Uit het huwelijk van partijen is een tweeling geboren op 12 mei 2022. Tussen partijen is momenteel een echtscheidingsprocedure aanhangig bij deze rechtbank. In die procedure is bij beschikking van 1 februari 2024 een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij de man de kinderen om het weekend en elke woensdag bij zich zal hebben. De vrouw werkt op woensdag.
3.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. In voornoemde beschikking is beslist dat de man voorlopig alleen in deze woning zal wonen en dat hij al de woonlasten zal betalen.
3.3.
Er bestaat momenteel een achterstand in de betaling van de hypothecaire woonlasten.

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert, deels samengevat:
I. om de man te bevelen dat hij de zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 1 februari 2024 van de rechtbank Rotterdam met kenmerk C/10/668302 / FA RK 23/8062 correct nakomt, op last van een dwangsom van € 500,00 per keer dat hij in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00;
II. om de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning gelegen aan de [adres] te Maassluis aan (een) derde(n), op straffe van verbeurte van een dwangsom en om te bepalen dat, bij niet tijdige nakoming, het vonnis in de plaats treedt van de door de man te verrichten rechtshandelingen die nodig zijn voor de verkoop en levering van de woning.
4.2.
De man voert verweer.

5.De beoordeling

nakoming zorgregeling

5.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stelling van de vrouw dat de man de kinderen veelvuldig niet komt ophalen op woensdag, waardoor zij steeds plotsklaps vrij moet nemen. Het is aannemelijk dat dit de verhouding tussen de vrouw en haar werkgever niet ten goede komt.
5.2.
De vordering wordt afgewezen. Ten eerste weerspreekt de man dat hij de afgelopen periode verstek heeft laten gaan op de momenten dat hij de kinderen moest ophalen. Hoogstens erkent de man dat hij wel eens iets te laat komt en dat hij, nadat de vrouw voor onbepaalde tijd en zonder mededeling op vakantie was gegaan, na de niet vooraf aangekondigde mededeling van haar terugkeer, niet direct bedacht was op omgang met de kinderen. Gelet hierop is bewijslevering nodig. Een kort gedingprocedure leent zich niet (goed) voor bewijslevering. Het staat dus momenteel nog niet vast dat de man (structureel) verstek laat gaan in het kader van de zorgregeling.
Daarbij komt dat het om een “pot verwijt de ketel” situatie lijkt te gaan. De vrouw wijkt meermaals, zonder enig voorafgaand overleg met de man, af van de voorlopige regeling over verdeling van de verzorging van de kinderen. Zo erkende zij ter zitting dat zij ook wel eens leuke dingen gaat doen met de kinderen op juist die dagen waarop de kinderen volgens de voorlopige zorgregeling naar de man moeten gaan. Zij vindt dat dat moet kunnen want dat is leuk voor de kinderen. De vrouw erkent ook dat zich wel eens de situatie heeft voorgedaan dat zij eerst de omgang afzegde om vervolgens op het laatste moment mee te delen dat zij de kinderen toch wilde komen brengen. Ten slotte schreef de vrouw, blijkbaar zonder enig daaraan voorafgaand overleg, in een bericht van 25 augustus 2024 aan de man dat zij en de kinderen voorlopig niet terugkeren (van vakantie), tot aan de zitting.
Als afgeweken wordt van de door de rechter opgelegde voorlopige regeling dan behoort dat in onderling overleg te geschieden, en niet via eenzijdige mededelingen. Zonder voorafgaande afstemming met de ander behoort de voorlopige regeling gewoon nagekomen te worden (afgezien dan van mogelijke noodgevallen als de ziekte van een kind), zoals de rechter bepaald heeft. Dat voorkomt onenigheid. Om diezelfde reden moet de man voortaan maar wat eerder van huis vertrekken, zodat hij wel op tijd is als hij op woensdag de kinderen komt halen. De man zegt dat hij de drukte op de weg niet van tevoren kan inschatten. Dat is misschien wel zo, maar hij kan wel eerder van huis gaan (beter iets te vroeg dan te laat). De vrouw moet natuurlijk op tijd op haar werk kunnen verschijnen.
verkoop van de voormalig echtelijke woning
5.3.
Deze vordering wordt ook afgewezen. Het staat wel vast dat er een achterstand is in betaling van de hypothecaire woonlasten. Er zijn op dit moment echter geen concrete aanwijzingen dat de bank executiemaatregelen wil gaan treffen/doorzetten, zodat geen sprake is van een spoedeisend belang. Het is juist aannemelijk dat de bank momenteel géén maatregelen wil treffen. De man heeft correspondentie met de bank overgelegd. Daaruit blijkt dat de man op 15 juli 2024 een betalingsregeling met de bank is overeengekomen. Ook blijkt daaruit dat de betalingsachterstand sindsdien is afgenomen, van € 3.578,25 op 15 juli 2024 naar € 2.437,31 op 8 oktober 2024. Dat de man de aflossingen misschien niet steeds doet op de exacte datum die met de bank is afgesproken, is niet voldoende voor een ander oordeel. De achterstand lijkt hoe dan ook ingelopen te worden. In het midden kan blijven of juist is het verweer van de man dat de achterstand mede door de vrouw is veroorzaakt.
Het is duidelijk dat de vrouw belang heeft bij verkoop van de woning. De vrouw woont momenteel met de twee kinderen bij haar ouders in en aangenomen kan worden dat dit krap is, terwijl de man alle ruimte heeft in de voormalig echtelijke woning. Verkoop van de woning neemt voor de vrouw een drempel weg om zelf andere woonruimte te vinden. Maar het gaat te ver om op basis daarvan nu al de verkoop van de woning te gelasten ook al omdat er nog een verdeling van de gemeenschap moet plaatsvinden.
De overige verweren van de man behoeven geen bespreking.
5.4.
De proceskosten tussen partijen (echtelieden) worden gecompenseerd. Ieder van partijen moet de eigen proceskosten dragen.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024.
[2517/2009]