ECLI:NL:RBROT:2024:10489

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
11238000 VV EXPL 24-368
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in kort geding wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.J. Glen-Boedhram, heeft een ontruimingsvordering ingediend tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 20 augustus 2024, en de zitting vond plaats op 28 augustus 2024. Eiseres heeft gesteld dat de huurder, de heer [persoon A], sinds eind september 2023 ernstige overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden, waaronder druggerelateerde activiteiten en agressief gedrag. Ondanks een gedragsaanwijzing die aan de huurder was voorgelegd, is zijn gedrag niet verbeterd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseres niet ongegrond of onrechtmatig zijn en dat er voldoende spoed aanwezig is om de eis in kort geding toe te wijzen. De ontruimingsvordering is toegewezen, en gedaagde is veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding en de proceskosten, die in totaal € 813,17 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11238000 VV EXPL 24-368
datum uitspraak: 4 september 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen
[gedaagde]
,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van de heer
[persoon A],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2024;
  • producties 1 tot en met 20.
1.2.
Op 28 augustus 2024 is de zaak op zitting behandeld. Mr. Glen is met twee medewerkers van eiseres verschenen (mevrouw [persoon B] en de heer [persoon C] ). Gedaagde is niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. Tegen gedaagde wordt daarom verstek verleend.
1.3.
Eiseres heeft ter griffie productie 21 ingediend. Deze productie is niet meebetekend met de dagvaarding noch (cc/kenbaar) aan de bewindvoerder verstuurd. De kantonrechter laat deze productie daarom buiten beschouwing.

2.De beoordeling

2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van eiseres volgt dat deze spoed aanwezig is.
2.2.
Artikel 139 Rv bepaalt dat in een verstekzaak de vordering van een eiser wordt toegewezen, tenzij de rechter de vordering ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
2.3.
De vorderingen van eiseres komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Uit de overgelegde en niet betwiste stukken blijkt dat de heer [persoon A] ( [persoon A] ) en zijn bezoekers gedurende langere tijd, sinds eind september 2023, omwonenden (druggerelateerde) overlast hebben bezorgd en dat [persoon A] zich agressief/intimiderend jegens omwonenden heeft gedragen. Deze gedragingen vonden steeds in en om de door [persoon A] van eiseres gehuurde woning aan het [adres] te [postcode] Rotterdam plaats. [persoon A] is op dit gedrag aangesproken, o.a. in de vorm van een op 27 februari 2024 aan hem voorgelegde en vervolgens door hem ondertekende gedragsaanwijzing. Hij heeft zijn gedrag tot aan het moment van zijn detentie op 26 mei 2024 echter niet verbeterd. Het gehuurde is vanwege een ernstig incident door de politie gesloten, maar dat weerhoudt de bezoekers van [persoon A] er niet van om zich nog steeds rondom het gehuurde op te houden. Dat eiseres de verwachting heeft dat de overlast in en om de woning na de vrijlating van [persoon A] op 22 september 2024 en zijn terugkeer naar de woning weer zal toenemen, komt in de gegeven omstandigheden niet vreemd voor.
Daarmee is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [persoon A] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en tevens dat deze tekortkomingen van voldoende gewicht zijn dat die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
2.4.
De ontruimingsvordering wordt daarom toegewezen. Omdat dit onverlet laat dat de lopende maandelijkse huurtermijnen tot aan de ontruiming onverkort verschuldigd zijn, wordt de gevorderde gebruiksvergoeding eveneens toegewezen.
2.5.
Gedaagde moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van eiseres op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 4,20 aan informatiekosten, € 130,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dat is in totaal € 813,17. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiseres dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres] te [postcode] Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege de heer [persoon A] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van eiseres te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 822,33 per maand tot de datum van ontruiming van de woning,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 813,17, met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vijfde dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
1734/2009