ECLI:NL:RBROT:2024:10635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/687638 / KG ZA 24-982
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang en organisatie van de uitvaart en crematie van de moeder in een geschil tussen kinderen en vader

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen de kinderen van de overleden moeder toegang tot de uitvaart en crematie, evenals de organisatie daarvan. De moeder is op 3 oktober 2024 opgenomen in het ziekenhuis en is op [datum] overleden. Er is een geschil ontstaan tussen de kinderen en hun vader over de wensen van de moeder met betrekking tot de uitvaart. De kinderen stellen dat de moeder hen heeft gevraagd om de uitvaart volgens Hindoestaanse traditie te regelen, terwijl de vader beweert dat de moeder andere wensen had die in 2021 schriftelijk zijn vastgelegd. De kinderen hebben hun vorderingen in de procedure verminderd en gewijzigd, en de vader heeft verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de kinderen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de kinderen beoordeeld en geconcludeerd dat de vader de kinderen en hun (stief)kinderen toegang heeft verleend tot de uitvaart, maar dat de partners van de kinderen niet welkom zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er grote spanningen zijn tussen de partners en de vader, wat kan leiden tot escalaties tijdens de uitvaart. Daarom is het belang van een waardig afscheid zonder confrontaties zwaarder gewogen dan het belang van de kinderen om hun partners erbij te hebben.

Wat betreft de wijze van lijkbezorging hebben de kinderen onvoldoende bewijs geleverd dat de moeder haar wensen heeft gewijzigd ten opzichte van wat eerder was vastgelegd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de uitvaart op basis van de eerder vastgelegde wensen moet plaatsvinden. De vordering om de as van de moeder in Nederland uit te strooien is eveneens afgewezen, omdat de schriftelijk vastgelegde wens van de moeder om de as in Suriname uit te strooien prevaleert. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/687638 / KG ZA 24-982
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Egmond aan Zee,
2.
[eiser 2],
wonende te Capelle aan den IJssel,
eisers,
advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. D.A.Y. Jacques te Rotterdam.
Partijen worden hierna de kinderen en de vader genoemd worden.
De kinderen worden hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2024;
  • de 4 producties van de kinderen;
  • de mondelinge behandeling op 17 oktober 2024;
  • de pleitnota van de kinderen;
  • de pleitnota van de vader.
1.2.
Ter zitting hebben de kinderen hun vorderingen verminderd en gewijzigd. Daarnaast hebben partijen over een deel van de vorderingen een regeling getroffen. Voor het overige deel hebben de kinderen de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen.

2.Waar gaat de zaak over?

De moeder van de kinderen is op 3 oktober 2024 opgenomen in het ziekenhuis. Nadat zij daar een zwaar hartinfarct had gekregen, hebben de artsen doorgegeven dat zij niet meer lang te leven had. De kinderen, die lange tijd geen contact hadden gehad met de moeder, hebben haar in het ziekenhuis bezocht. Op [datum] is de moeder overleden. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de wijze waarop de lijkbezorging van de moeder moet worden uitgevoerd en de aanwezigheid van de kinderen en hun aanhang daarbij. Volgens eisers heeft de moeder [eiser 1] gevraagd om de uitvaart en crematie naar Hindoestaans gebruik te regelen en om haar as in een bos in Nederland uit te strooien. Volgens de vader heeft de moeder voor haar uitvaart andere wensen die door haar in 2021 schriftelijk zijn vastgelegd, ligt de organisatie van de uitvaart bij hem en een andere zoon van de moeder (de halfbroer van de kinderen) en zijn de partners van de kinderen niet welkom bij de uitvaart en de crematie.

3.Het geschil

3.1.
De kinderen vorderen – na eisvermindering en -wijziging – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de vader te veroordelen om binnen 12 uur na het te wijzen vonnis de kinderen op de hoogte te (laten) stellen van de plaats van de uitvaart, althans informatie over de uitvaart te verstrekken en binnen een termijn zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen om de kinderen samen met hun partners en hun (stief)kinderen (primair), althans samen met hun partners (subsidiair), althans de kinderen (meer subsidiair) toegang te verlenen tot de uitvaart althans crematie van hun moeder, althans aanwezig te zijn met die personen en/of op een wijze zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen om de lijkbezorging van moeder te laten plaatsvinden zoals volgens het Hindoeïsme gebruikelijk is, zoals omschreven in randnummer 19 van de dagvaarding, en daartoe opdracht te geven aan de uitvaartbegeleider en/of het crematorium althans op een wijze zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen om toe te staan dat [eiser 1] (primair) dan wel [eiser 1] en de vader samen (subsidiair) de uitvaart van de moeder regelen, en om opdracht te geven aan de uitvaartbegeleider en/of het crematorium dat zij instructies van [eiser 1] dienen op te volgen, althans te beslissen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen om de kinderen samen met hun partners en hun (stief)kinderen (primair), althans samen met hun partners (subsidiair), althans de kinderen (meer subsidiair) toe te staan om aanwezig te laten zijn en hen toegang te verschaffen tot zijn woning om hen daarmee in staat te stellen om na de crematie de laatste ceremonie onder begeleiding van de Pandit bij te wonen, althans aanwezig te zijn bij die onderdelen van de uitvaart of crematie zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen om aan het crematorium (of aan een andere onafhankelijke bewaarder) opdracht te geven om de as van de moeder op het crematorium te houden in afwachting van een gelijkluidend bericht van de advocaten van partijen althans in afwachting van de uitkomst (een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan) van een door een van partijen te starten gerechtelijke procedure over de bestemming van de as van de moeder, althans te beslissen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-;
de vader te veroordelen in de kosten van dit kort geding waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De vader concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de kinderen in hun vorderingen althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de kinderen in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

Toegang en aanwezigheid

4.1.
De vorderingen onder 1. en 2. zien op de toegang van de kinderen en hun aanhang tot en hun aanwezigheid bij de uitvaart en de crematie.
4.2.
De informatie over de uitvaart is inmiddels verstrekt, zodat de kinderen geen belang meer hebben bij de vordering onder 1. Deze wordt afgewezen.
4.3.
De vader heeft ter zitting verklaard dat de kinderen met hun (stief)kinderen de uitvaart en crematie bij mogen wonen, alleen de partners van de kinderen zijn niet welkom. De vader heeft toegelicht dat de partners er niet bij horen te zijn vanwege de slechte verstandhouding met de moeder. Vooral de partner van [eiser 1] heeft volgens de vader kwaad bloed gezet binnen de familie door verschillende familieleden lastig te vallen met mails en zich op ongepaste wijze te bemoeien met gevoelige familieaangelegenheden. Dit gedrag heeft bij de moeder veel angst en spanningen opgeleverd.
4.4.
De kinderen hebben betwist dat de verstandhouding tussen de moeder en de partners slecht was. Volgens hen heeft de moeder op haar sterfbed nog een handreiking gedaan naar hun partners. Verder voeren zij aan dat zij hun partners aan hun zijde willen hebben tijdens de uitvaart voor emotionele steun.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in het belang is van zowel de kinderen als de vader dat de uitvaart en crematie rustig verlopen, zodat (alle) familieleden op een waardige manier afscheid kunnen nemen van de moeder van de kinderen. In dit kort geding kan niet worden vastgesteld wat de wens van de moeder was over de aanwezigheid van de partners van de kinderen bij de uitvaart. Duidelijk is echter wel dat er grote spanningen zijn tussen de partners enerzijds en de vader en overige familieleden anderzijds. Er is een reëel risico dat de aanwezigheid van de partners zal leiden tot (verdere) confrontaties en ruzie. Het belang van de kinderen dat zij (ook door directe fysieke aanwezigheid van hun partners tijdens de uitvaart en crematie) steun ondervinden van hun partners, weegt niet op tegen het belang dat allen hebben bij een waardig afscheid zonder escalaties. Die belangenafweging maakt dat de voorzieningenrechter het onwenselijk acht om een vordering toe te wijzen die ertoe strekt de vader er door middel van een op te leggen dwangsom toe te dwingen toe te staan dat ook de partners aanwezig zullen zijn bij de uitvaart en crematie.
4.6.
De vader heeft meermaals toegezegd dat de kinderen en hun (stief)kinderen welkom zijn bij de uitvaart en crematie. Het betoog van de kinderen dat zij geen vertrouwen hebben in die toezegging en dat zij zekerheid willen door middel van een veroordeling onder verbeurte van een dwangsom als stok achter de deur, wordt niet gevolgd. De informatie over de uitvaart is verstrekt en ter zitting hebben partijen afspraken gemaakt over de wijze waarop de kinderen (voorafgaand aan de uitvaart) afscheid kunnen nemen van de moeder buiten aanwezigheid van anderen. Gelet daarop en gelet op de houding van de vader ter zitting, is er geen reden om eraan te twijfelen dat hij die toezegging nakomt.
4.7.
Vordering 2. wordt daarom afgewezen.
Wijze van lijkbezorging
4.8.
Vorderingen 3. t/m 5. gaan over de wijze waarop de uitvaart en crematie moeten worden ingericht.
4.9.
De kinderen stellen dat de moeder op haar sterfbed duidelijk haar wens kenbaar heeft gemaakt dat [eiser 1] de uitvaart verzorgt en dat op Hindoestaanse wijze. Ter onderbouwing daarvan hebben de kinderen een transcript van een volgens hen deels opgenomen gesprek met de moeder van 12 oktober 2024 overgelegd. Ook heeft [eiser 1] op verzoek van de moeder een laatste afscheidsceremonie geregeld met een Pandit.
4.10.
De vader betwist dat de moeder de uitvaartwensen heeft gewijzigd. Hij wijst erop dat de moeder haar wensen schriftelijk heeft doorgegeven aan Dela en dat zij de halfbroer van de kinderen heeft aangewezen als executeur van het testament.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt dat de uitvaart op zeer korte termijn plaatsvindt en het programma daarvan al door Dela is vastgesteld op basis van de wensenlijst die de moeder daartoe in juli 2021 heeft doorgegeven. Toewijzing van de vorderingen zou betekenen dat de organisatie van de uitvaart volledig wordt omgegooid. Dat brengt met zich dat een toewijzing alleen op zijn plaats is als uit de stukken heel duidelijk blijkt dat de moeder haar eerdere wensen heeft gewijzigd en alsnog heeft gekozen voor een Hindoestaanse uitvaart. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de kinderen daarvoor onvoldoende onderbouwing hebben gegeven.
4.12.
De kinderen beroepen zich op een transcriptie. De geluidsopname is echter niet overgelegd. Uit de overgelegde transcriptie is ook niet af te leiden onder welke omstandigheden de gestelde uitlatingen zijn gedaan en wat de moeder daarvoor of daarna nog heeft gezegd. Bovendien heeft de vader terecht aangevoerd dat de moeder op haar sterfbed onder zware medicijnen (morfine) zat. Uit de informatie die beschikbaar is, kan de voorzieningenrechter niet afleiden dat de moeder helder van geest enkele dagen vóór haar overlijden heeft beslist dat zij toch heel andere keuzes wenste te maken dan wat zij eerder in alle rust ten aanzien van haar uitvaart had bedacht en had vastgelegd. Dat de kinderen beter dan de vader weten wat de wensen van de moeder waren, ligt ook niet zonder meer voor de hand. De vader leefde immers met de moeder samen, terwijl de kinderen jaren vóór haar overlijden geen of slechts beperkt contact hebben gehad met de moeder.
4.13.
Dat er een afscheidsceremonie is geweest met een Pandit, overtuigt evenmin. De moeder heeft een Hindoestaanse achtergrond, maar heeft de laatste jaren (ook) het Christendom aangehangen. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat de moeder heel veel gebruik heeft gemaakt van haar bijbel. Tijdens haar sterfbed is op haar verzoek ook een pastoor langs geweest om met haar te bidden. Kennelijk hechtte zij waarde aan beide geloven. In ieder geval is niet gebleken dat zij het Christendom niet meer aanhing om volledig terug te keren naar het Hindoeïsme.
[eiser 1] heeft ter zitting gezegd dat hij, toen hij nog veel contact had met de moeder, het aanhangen van het Hindoeïsme met haar deelde. Dat was echter tot omstreeks vijf jaar geleden. Pas daarna, in juli 2021, heeft de moeder haar wensen voor de uitvaart aan Dela doorgegeven.
4.14.
Dat leidt ertoe dat de vorderingen (3. t/m 5.) om de uitvaart op Hindoestaanse wijze te laten plaatsvinden, niet worden toegewezen.
Bestemming van de as van de moeder
4.15.
Vordering 6. wordt afgewezen. Uit de overwegingen onder 4.11. t/m 4.13. vloeit ook voort dat de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk acht dat de moeder haar bij Dela vastgelegde wens (uitstrooiing van de as in Suriname), heeft gewijzigd in de wens om haar as uit te strooien in een bos in Nederland. Voor zover er (ook) op dat punt sprake is van een geschil tussen partijen, ligt het wat de voorzieningenrechter betreft in de rede om uit te gaan van de door de moeder schriftelijk vastgelegde wens.
Proceskosten
4.16.
Gelet op de familierelatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
2091 / 1729