ECLI:NL:RBROT:2024:10659
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Goossens
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet
Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de burgemeester van Rotterdam, met zaaknummer ROT 24/8924. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning voor drie maanden, opgelegd door de burgemeester op basis van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel genomen naar aanleiding van een politie-inval op 29 mei 2024, waarbij goederen werden aangetroffen die mogelijk gerelateerd waren aan de handel in harddrugs. Verzoeker heeft een voorlopige voorziening aangevraagd om in zijn woning te kunnen blijven wonen tijdens de procedure.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat niet zonder meer vaststaat dat de aangetroffen goederen gerelateerd kunnen worden aan de handel in harddrugs. De rechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende bewijs had geleverd om de sluiting van de woning te rechtvaardigen. De burgemeester had niet aangetoond dat de aangetroffen stoffen daadwerkelijk bestemd waren voor de productie of verkoop van drugs. Bovendien was er geen proces-verbaal van bevindingen over de eerdere inval in december 2022 overgelegd, wat de zaak verder compliceerde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende grond was voor de sluiting van de woning en schorste het bestreden besluit tot twee weken na de uitspraak op het beroep. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen raken.