ECLI:NL:RBROT:2024:1072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
10.251984.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door doorrijden met verkeersregelaar op motorkap

Op 30 september 2023 heeft de verdachte in Rotterdam geprobeerd een wegafzetting te omzeilen met zijn auto, waarbij een verkeersregelaar op de motorkap belandde. De verdachte reed met de verkeersregelaar op de motorkap door en maakte een scherpe bocht, waardoor de verkeersregelaar viel en ernstig letsel kon oplopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 111 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden opgelegd en werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.251984.23
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. H. Oldenhof, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 111 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag;
  • ontzegging van de rijbevoegdheid voor 16 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Zij heeft hiertoe - kort gezegd - aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit ontbreekt.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten
Op 30 september 2023 te Rotterdam bestuurde de verdachte een personenauto, type Volkswagen GTI, kenteken [kenteken01] . De aangever, [aangever01] , was als verkeersregelaar werkzaam op het Hofplein, bij een afzetting van de weg richting de Kruiskade. De verdachte trachtte, langs de afzetting, deze weg in te rijden. De verkeersregelaar ging voor het voertuig van de verdachte staan om deze tegen te houden en belandde op de motorkap. De verdachte reed voorbij de afzetting, met de verdachte op de motorkap, reed daarna de Kruiskade af en sloeg rechtsaf de Karel Doormanstraat in. Nabij de Q-Park Weena ging de verkeersregelaar van de motorkap af. De verdachte reed met de auto achteruit, waarna de verkeersregelaar achter de auto aanrende en weer op de motorkap ging zitten. De verdachte reed hierop vooruit en maakte met het voertuig een scherpe, snelle bocht, waardoor de verkeersregelaar van de motorkap af viel en op de linkerzijde van zijn lichaam op de straat terecht kwam. De verdachte en de bijrijder stapten even uit, gingen weer terug in de auto en reden weg. Dezelfde nacht meldde de verdachte zich bij de politie.
Oordeel van de rechtbank
Aangever [aangever01] probeerde als verkeersregelaar de verdachte tegen te houden. Hij is daarbij op de motorkap beland. De rechtbank kwalificeert dit niet als het inrijden op [aangever01] , omdat die kwalificatie een hogere snelheid veronderstelt dan – zo blijkt uit de beelden die ter zitting zijn bekeken - in de onderhavige zaak aan de orde was. De verdachte is vervolgens, door straten met druk verkeer en allerlei obstakels langs de weg, lang doorgereden met [aangever01] op de motorkap en heeft uiteindelijk een scherpe bocht gemaakt, waardoor [aangever01] van de motorkap is gevallen. De verdachte heeft met dat handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever01] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft (voorwaardelijk) opzet gehad op het plegen van het primair ten laste gelegde feit: poging tot zware mishandeling.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 september 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] (werkzaam als verkeersregelaar) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- als bestuurder van een voertuig (met kenteken [kenteken01] )
- is doorgereden terwijl die [aangever01] op zijn, verdachtes, motorkap lag/zat en
- vervolgens een abrupte bocht heeft gemaakt, waardoor die [aangever01] van de motorkap is gevallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn volstrekt onverantwoorde rijgedrag de veiligheid van verkeersregelaar [aangever01] ernstig in gevaar gebracht. Het had voor de aangever veel erger kunnen aflopen. De verdachte heeft niet alleen een verkeerde keuze gemaakt toen hij, ondanks aanwijzingen van [aangever01] , probeerde een wegafzetting te omzeilen. Het bleek een langdurige aaneenschakeling van verkeerde keuzes door te blijven rijden terwijl [aangever01] op zijn motorkap zat, bovendien door drukke straten te blijven rijden met [aangever01] op zijn motorkap en een bijzonder verwijtbare verkeerde keuze door een abrupte, scherpe bocht te maken zodat [aangever01] van zijn motorkap viel.
[aangever01] was bezig zijn werk als verkeersregelaar uit te voeren. Hij dient dit werk in veiligheid te kunnen doen en mag ervan uitgaan dat deelnemers aan het verkeer zijn aanwijzingen en zijn veiligheid respecteren. De verdachte kon en moest anders handelen dan hij heeft gedaan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feit.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 oktober 2023 en 21 december 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoger dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte zal ambulant worden begeleid, hetgeen hem mogelijk zal helpen in de toekomst in het verkeer meer weloverwogen keuzes te maken. Nu deze behandeling enige tijd in beslag zal nemen, acht de rechtbank het gepast om tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, met dien verstande dat de duur van de rijontzegging korter is dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 109,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt de materiële en immateriële schadeposten redelijk en voldoende onderbouwd. Zij verzoekt de schadeposten volledig toe wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente over het gehele bedrag vanaf de dag van het incident.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. De vordering is onvoldoende (concreet) onderbouwd. Bovendien is er sprake van eigen schuld bij de benadeelde partij, omdat zijn fysieke letsel deels een gevolg is van zijn beslissing om op de motorkap van de verdachte te springen.
8.3.
Beoordeling
Nu vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De immateriële schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.109,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
111 (honderdelf) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd, op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 1.109,00 (zegge: elfhonderdnegen euro), bestaande uit € 109,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.109,00(hoofdsom,
zegge: elfhonderdnegen euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.109,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
21 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C.A. Speelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] (werkzaam als verkeersregelaar) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- als bestuurder van een voertuig (met kenteken [kenteken01] ) op die [aangever01] is ingereden en/of
- ( vervolgens) is doorgereden terwijl die [aangever01] op zijn, verdachtes, motorkap lag/zat en/of
- ( vervolgens) een abrupte bocht heeft gemaakt, waardoor die [aangever01] van de motorkap is gevallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Rotterdam [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- als bestuurder van een voertuig (met kenteken [kenteken01] )(met verhoogde snelheid en zonder te remmen) op die [slachtoffer01] in te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [aangever01] op zijn, verdachtes, motorkap zat/lag is door gereden.