ECLI:NL:RBROT:2024:1080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
ROT 23/5758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. De aanvraag werd door het UWV afgewezen op 5 juli 2022, en na bezwaar bleef het UWV bij deze afwijzing met een besluit op 13 juli 2023. Eiseres, die als verzorgende IG werkte, was sinds 18 juni 2020 arbeidsongeschikt door een rughernia en had op 21 maart 2022 een WIA-uitkering aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres correct heeft vastgesteld op minder dan 35%, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering. De verzekeringsarts van het UWV had vastgesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de medische oordelen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig zijn geweest en dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld.

De rechtbank wijst erop dat de door eiseres ingebrachte argumenten en rapporten niet voldoende zijn om te twijfelen aan de conclusies van het UWV. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5758

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering [1] .
1.1.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
2. Op 18 juni 2020 is eiseres vanwege een rughernia uitgevallen voor haar werkzaamheden als verzorgende IG voor gemiddeld 20,92 uur per week. Op 21 maart 2022 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Het primaire besluit
2.1.
In verband met haar aanvraag heeft een verzekeringsarts van het UWV eiseres op 20 juni 2022 via de telefoon gesproken. In het rapport van 20 juni 2022 heeft de verzekeringsarts overwogen dat de gegevens van de werkgever en de bedrijfsarts, de anamnese en het dagverhaal een consistent en plausibel geheel vormen. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres verminderde benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Volgens de verzekeringsarts kan eiseres niet volledig arbeidsongeschikt geacht worden. Uit de anamnese en de beschikbare medische informatie is de verzekeringsarts gebleken dat eiseres beperkingen heeft ten aanzien van zware fysieke belasting. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen vaststellen heeft de verzekeringsarts de beperkingen van eiseres voor het verrichten van arbeid in een FML [2] van 20 juni 2022 vastgelegd.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt 26,31% lager dan het maatmaninkomen van eiseres.
2.3.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres per 16 juni 2022 geen WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het bestreden besluit
3.1.
Omdat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres tijdens de hoorzitting van 26 januari 2023 gezien en aansluitend medisch onderzocht. In zijn rapport van 12 juni 2023 heeft hij op basis van de anamnestische gegevens, de beschikbare medische informatie en zijn bevindingen geconcludeerd dat eiseres op bepaalde punten van de FML meer beperkt is dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er, rekening houdend met de beperkingen en uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’, geen medische indicatie om een verdergaande urenbeperking aan te nemen bij passende arbeid. Daarbij heeft hij toegelicht dat beperkingen op energetisch en locomotor gebied zijn verdisconteerd in andere rubrieken van de FML. Dat eiseres heeft gesteld dat zij ook aangepast licht fysiek belastend werk niet langer dan ongeveer drie uur per dag kon volhouden, was voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden eiseres zwaarder beperkt te achten of een urenbeperking aan te nemen. Wel heeft hij eiseres gevolgd in haar stelling dat zij niet langdurig aaneengesloten ononderbroken kan zitten en/of staan, al heeft hij geen reden gezien de claim te volgen dat eiseres nauwelijks kan zitten, staan of lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat bij eiseres moeilijk te objectiveren aandoeningen zijn gediagnosticeerd die bij haar op subjectieve gronden pijnklachten van vooral nek-, schouder- en rugspieren en moeheid tot gevolg hebben. Daardoor ondervindt eiseres nog steeds beperkingen in haar dagelijks functioneren. Eiseres is echter niet ADL [3] -afhankelijk en is in staat om een structuur in de dag aan te brengen. Er zijn onvoldoende argumenten om uit te gaan van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Bij het medisch onderzoek zijn geen objectieve medische afwijkingen gevonden, zoals gebruikelijk bij dit type aandoeningen. De subjectieve ernstbeleving van de klachten door eiseres is voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden of maatstaf voor het aannemen van zware beperkingen in de FML. De wijzigingen zijn neergelegd in de FML van 12 juni 2023.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in haar rapport van 6 juli 2023, uitgaande van de nieuwe FML, een aantal van de eerder geselecteerde functies laten vervallen. Zij heeft in plaats daarvan nieuwe functies (bij)geduid. Dit heeft niet geleid tot een wijziging van de mediaanfunctie en dus niet tot een gewijzigde verdiencapaciteit van eiseres. Daarom heeft zij de conclusie van de arbeidsdeskundige dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, onderschreven.
3.3.
Op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het UWV het primaire besluit vervolgens met het bestreden besluit gehandhaafd.

Standpunten in beroep

4.1.
Eiseres merkt in haar beroepschrift allereerst op dat de gronden van het beroep gelijk zijn aan de gronden in de bezwaarprocedure. Zij voert aan dat zij meer beperkingen heeft dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen, met name ten aanzien van het repeterend hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en muis, werken in een gedwongen houding, de mogelijkheid tot vertreden en het afwisselen van houding/beweging. Zij verwijst hiervoor naar de STECR-richtlijn. Eiseres acht zich niet in staat de geduide functies te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep een rapport van een door haar ingeschakelde verzekeringsarts van 26 november 2023 overgelegd.
4.2.
Het UWV stelt dat wat eiseres heeft aangevoerd geen reden geeft om een ander standpunt in te nemen over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank moet beoordelen of het UWV bij het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op goede gronden met ingang van 16 juni 2022 (de datum in geding) heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering. Daarbij dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
6. Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7. Eiseres merkt in haar (aanvullend) beroepschrift allereerst op dat de gronden van het beroep gelijk zijn aan de gronden in de bezwaarprocedure zonder daarbij aan te geven in welk opzicht de reactie van het UWV in het bestreden besluit op die bezwaargronden in haar visie ontoereikend is. Dit is niet genoeg om als een beroepsgrond te kwalificeren. De rechtbank zal zich daarom in de uitspraak beperken tot de toegelichte beroepsgronden die tegen het bestreden besluit zijn gericht.
7.1.
Het onderzoek van de verzekeringsarts is gebaseerd op bestudering van de dossiergegevens en een gesprek via de telefoon met eiseres over haar medische klachten (anamnese). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens ook bestudeerd en heeft het gestelde in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting in bezwaar van 26 januari 2023 en zijn bevindingen bij zijn aansluitend aan de hoorzitting uitgevoerde medische onderzoek meegewogen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest.
7.2.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft geen reden om te twijfelen aan het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Uit het gestelde in het beroepschrift volgt niet dat het UWV een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres per 16 juni 2022. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de WIA niet gaat om de medische klachten als zodanig of om een gestelde diagnose, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiseres in dat verband heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd legt – zonder af te doen aan de beleving door eiseres van de door haar ervaren medische klachten – tegenover de gemotiveerde medische oordelen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan verdergaande beperkingen aan te nemen dan de beperkingen die zijn neergelegd in de FML van 12 juni 2023. De verzekeringsartsarts bezwaar en beroep was op de hoogte van alle door eiseres genoemde klachten en de diagnoses fibromyalgie en – kort gezegd – (rug)hernia en heeft aanleiding gezien om aanvullende beperkingen aan te nemen op een behoorlijk aantal punten in de FML, zo ook voor repetitieve hand/vingerbewegingen, in die zin dat eiseres niet langdurig aaneengesloten in hoog tempo repetitieve hand/vingerbewegingen kan uitvoeren. Voorts heeft hij aan de beperkingen voor zitten en staan de toelichting toegevoegd dat eiseres wel moet kunnen vertreden, kort opstaan, enkele passen maken of afwisselen met kort lopen of staan. Gelet op de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien nog meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan de conclusie van de verzekeringsartsarts bezwaar en beroep.
7.3.
Uit wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en het door haar overgelegde rapport van haar verzekeringsarts van 26 november 2023, kan niet worden afgeleid dat eiseres op de datum in geding meer beperkt was dan waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan. De diagnose fibromyalgie op zich noopt daar bijvoorbeeld niet toe. De verzekeringsarts van eiseres heeft niet gemotiveerd dat en waarom de door haar aangenomen beperkingen gelden op de datum in geding en waarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML geen nadere toelichting op de beperkingen heeft mogen geven, terwijl zij volledig voorbij is gegaan aan de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 26 januari 2023. Bij zijn onderzoek is de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder meer gebleken dat de knijpkracht van de handen normaal was, de vingerbewegingen niet gestoord en normaal krachtig waren en dat tegendruk geven bij het testen van de spierkracht pijnlijke gevoelens in de onderarmspieren uitlokte. Daar komt bij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres bijna tien maanden dichter bij de datum in geding heeft onderzocht dan de verzekeringsarts van eiseres en eiseres heeft ter zitting verklaard dat haar medische situatie sinds de datum in geding alleen maar is verslechterd. In dat licht bezien kan aan het door eiseres overgelegde rapport van de verzekeringsarts niet de waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wil zien, zodat dit rapport onvoldoende gewicht in de schaal legt om aan het gemotiveerde oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
De rechtbank merkt nog op dat de STECR richtlijn een algemene richtlijn betreft, die kennelijk is gericht tot bedrijfsartsen of andere personen die beroepsmatig betrokken kunnen zijn bij de arbeidsparticipatie of re-integratie van (voormalige) werknemers met fibromyalgieklachten. De richtlijn bevat algemene informatie, die niet bepalend is voor de vaststelling van de specifieke beperkingen die voor eiseres gelden [4] . De verzekeringsarts bezwaar en beroep was dan ook niet gehouden om op beoordelingspunten die in de STECR-richtlijn genoemd worden, beperkingen voor het hand- en vingergebruik voor eiseres aan te nemen. Uit de aangenomen beperking dat eiseres niet langdurig aaneengesloten in hoog tempo repetitieve hand/vingerbewegingen kan uitvoeren volgt niet, in tegenstelling tot wat eiseres veronderstelt, dat dan ook een beperking voor het werken met toetsenbord en/of muis moet worden aangenomen. De door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts heeft hierover in haar rapport geschreven: ‘Op dezelfde wijze is het werken met toetsenbord en muis beperkt. De handelingen zijn haalbaar, maar niet frequent te herhalen. Zij kan een mail typen, maar niet meer dan een half uur werken met toetsenbord en muis.’ Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat ook deze verzekeringsarts eiseres in ieder geval in staat acht tot het werken met toetsenbord en/of muis (los van de frequentie en de duur daarvan).
7.4.
Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de beperkingen in de FML van 12 juni 2023 juist zijn. Om die reden kan het betoog van eiseres over de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies niet slagen, voor zover dat is gebaseerd op het standpunt dat zij minder functionele mogelijkheden heeft dan het UWV heeft aangenomen, bijvoorbeeld ten aanzien van repetitieve hand/vingerbewegingen en vertreden. Voor zover er signaleringen zijn van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid heeft de arbeidsdeskundige de geschiktheid van de geselecteerde functies voldoende toegelicht.
Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van de bezwaargronden van eiseres op inzichtelijke wijze (aanvullend) gemotiveerd dat de belasting van de voorgehouden functies op de door eiseres in bezwaar naar voren gebrachte punten, waaronder repetitieve hand/vingerbewegingen en het gebruik van toetsenbord en muis (dat niet onder het eerstgenoemde punt valt), niet overschrijden. Naar aanleiding van de laatste opmerking in overweging 7.3 merkt de rechtbank ten overvloede op (eiseres is immers op dit punt niet beperkt geacht) dat in de geduide functies geen sprake is van meer dan een half uur met toetsenbord en/of muis werken of een gedwongen werkhouding. Nu de rechtbank niet is gebleken dat de belasting van de drie geselecteerde functies die in bezwaar aan de schatting ten grondslag zijn gelegd de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, moeten deze functies voor eiseres geschikt worden geacht.
7.5.
Uit vergelijking van het inkomen dat eiseres zou kunnen verdienen in voor haar geschikt te achten functies met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, blijkt een verlies aan verdienvermogen van 26,31%. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV eiseres met het bestreden besluit terecht met ingang van 16 juni 2021 geen loongerelateerde WIA-uitkering heeft toegekend. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024.
De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.FML staat voor functionele mogelijkhedenlijst.
3.ADL staat voor algemene dagelijkse levensverrichtingen.
4.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1833.