ECLI:NL:RBROT:2024:10868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
10/750150-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van grote geldbedragen, luxe goederen en illegale handel in bitcoins met wapenbezit

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, luxe horloges, luxe auto’s en bitcoins. De verdachte heeft zijn bedrijf misbruikt voor illegale handel in bitcoins en cash. Tijdens de zitting op 3 oktober 2024 werd vastgesteld dat de verdachte in zijn woning een geladen pistool had liggen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de gemaakte afspraken besproken en vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de rechtsgevolgen.

De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 18 maanden heeft gevorderd, gevolgd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het witwassen van crimineel geld de onderliggende criminaliteit faciliteert en het vertrouwen in het financieel-economische verkeer ondermijnt. De verdachte heeft afstand gedaan van alle in beslag genomen goederen, waardoor er geen beslag meer ligt waarover de rechtbank een beslissing moet nemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750150-18
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Totstandkoming
Het Openbaar Ministerie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de gemaakte afspraken met de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie besproken.
De verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij betrokken is geweest bij de totstandkoming van de procesafspraken en dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak kunnen hebben.
Afspraken
Ter zitting hebben de verdachte en de officier van justitie bevestigd dat het - voor zover relevant - gaat om de volgende afspraken:
- dat in deze strafzaak een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar wordt gevorderd;
- dat in de ontnemingsprocedure wordt gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 104.624,12 en dat de betalingsverplichting op € 83.705,10 wordt vastgesteld.
Oordeel rechtbank
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het EVRM stelt.
De beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering in deze strafzaak is leidend. Die beantwoording volgt hierna.

4.Beslissingen over het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd dat het onder 1 (met uitzondering van enkele onderdelen waaronder de strafverzwarende gewoonte), 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, voor zover dit aansluit bij de inhoud van de gemaakte procesafspraken.
4.3.
Bewezenverklaring
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
In dit verband merkt de rechtbank op dat, anders dan gebruikelijk bij procesafspraken, partijen in deze zaak niet hebben afgesproken dat de verdachte afziet van het instellen van hoger beroep, in het geval de opgelegde straf overeenkomstig de procesafspraken is.
Ter zitting is door de verdediging verduidelijkt dat een eventueel hoger beroep uitsluitend ingesteld zal worden om de tenuitvoerlegging van de in deze zaak overeengekomen gevangenisstraf aansluitend te laten plaatsvinden aan de tenuitvoerlegging van een andere (nog niet onherroepelijke) gevangenisstraf en uitdrukkelijk niet om deze strafzaak in hoger beroep inhoudelijk te laten behandelen en beslissen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 2 maart 2016 tot en met 1 mei 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, (van) voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totale hoeveelheid van
149.5euro contante geldbedragen, zijnde
- 44.500 euro en
- 60.000 euro , en
- 45.000 euro , en
- horloges (van het merk Rolex) en
- auto’s (merk Mercedes kenteken [kenteken 1] en Mercedes kenteken
[kenteken 2])
a. a) de werkelijke aard en de herkomst en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(en) was/waren op een voorwerp en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
2. primair
hij in de periode van 15 november 2017 tot en met 4 januari 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander meermalen, (van) voorwerpen, te weten een grote hoeveelheid cryptocurrency (114,5 bitcoins)
a. a)
de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was/waren op een voorwerp en/of
b)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij in 26 november 2018 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FN, type 1906, kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen endaarbij horende munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber 6,35 mm (zich bevindende in de patroonhouder in het vuurwapen)
,voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de procesafspraken - en daarmee de eis van de officier van justitie - te volgen.
7.3.
Oordeel rechtbank
Ernst van de feiten en straffen in soortgelijke zaken
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen, luxe horloges, luxe auto’s en bitcoins die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden. De verdachte heeft zijn bedrijf misbruikt voor de illegale handel in bitcoins en cash. Door zijn handelen heeft de verdachte de opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie onttrokken en die een schijnbaar legale herkomst verschaft. Het witwassen van crimineel geld faciliteert de onderliggende criminaliteit en tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in het financieel-economische verkeer. Daarmee wordt tevens het legale handelsverkeer ondermijnd en gecorrumpeerd.
Daarnaast had de verdachte in zijn woning een geladen pistool liggen.
Bij de bepaling van de soort en duur van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
Persoonlijke omstandigheden
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 29 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Het strafblad leidt dan ook tot enige strafverhoging. Ook houdt de rechtbank rekening met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte inmiddels ook in andere zaken is veroordeeld tot onder andere gevangenisstraffen.
Verder wordt rekening gehouden met het feit dat de verdachte zijn leven lijkt te hebben veranderd en inmiddels een gezin en werk heeft.
Conclusies
Alles afwegend, tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken en (mede) in aanmerking nemende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het overschrijden van de redelijke termijn, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Aan de verdachte wordt daarom opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij afstand heeft gedaan van alle onder hem in beslag genomen goederen.
Dit brengt met zich dat er binnen deze procedure geen beslag meer ligt waarover de rechtbank een beslissing moet nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mr. C.G. van de Grampel en mr. F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 17 oktober 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2016 tot en met 1 mei 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
eenmaal of meermalen, (van) (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer (cash en/of giraal) geldbedrag(en) tot een totale hoeveelheid van ongeveer 184.510 euro (contante) geldbedragen, zijnde
- 32.620 euro (kasstortingen 24-4-2017 tot en met 27-12-2017 op ING ..4540) en/of
- 44.500 euro (cash geld ten behoeve van aankoop van een Mercedes [kenteken 2]) en/of
- 60.000 euro (cash geld verstrekt aan medeverdachte [medeverdachte]), en/of
- 45.000 euro (cash geld verkregen door verkoop van 2,7 bitcoin), en/of
- 2.390 euro (kasstortingen 1-1-2019 tot en met 1-5-2019 op ING ..K4540) en/of
- ongeveer 65.019 euro giraal geld (overboekingen en saldo op een Stripe-account
15-11-2017 tot en met 25-5-2018), althans grote geldbedragen, en/of
- een of meerdere horloges (van het merk Rolex) en/of
- een of meerdere auto’s (merk Mercedes kenteken [kenteken 1] en/of Mercedes kenteken
[kenteken 2]) en/of
- een grote hoeveelheid luxe (merk)goederen (tassen en/of kleding en/of sieraden)
a. a) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(en) was/waren op een voorwerp en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feite een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 november 2017 tot en met 4 januari 2018 te Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal (van) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten een grote hoeveelheid cryptocurrency (114,5 bitcoins, althans bitcoins)
a. a)
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(en) was/waren op een voorwerp en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(mede)verdachte [medeverdachte] en/of een of meer (vooralsnog onbekend gebleven) medeverdachte(n) op één of meer tijdstippen in of omstreeks 15 november 2017 tot en met
4 januari 2018, te Rotterdam en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of
te Isle of Man en/of Hong Kong tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans éénmaal (van) (telkens) één of meer voorwerp(en) te weten
- een grote hoeveelheid cryptocurrency (tenminste 114,5 bitcoins)
a)
-de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(en) was/waren op een voorwerp en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
b)
-heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl [medeverdachte] en/of deze (vooralsnog onbekend gebleven) verdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, meermalen, althans eenmaal, op of omstreeks de periode van 15 november 2017 tot en met 4 januari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/fo opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
- door aan die [medeverdachte] en/of aan die onbekend gebleven medeverdachte(n) (meermalen) zijn, verdachtes, bitcoinadressen ter beschikking te stellen om daarop bitcoins te (doen) storten en/of
- door (een gedeelte van) voornoemde bitcoins om te wisselen naar een (cash)geldbedrag(en) en/of (een gedeelte van) deze (cash) geldbedrag(en) (terug)
te geven aan die [medeverdachte] en/of aan die onbekend gebleven medeverdachte(n), en/of
- door (een gedeelte van) voornoemde bitcoins over te boeken naar (weer) andere bitcoinadressen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk FN, type 1906, kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen en/of
(daarbij horende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4, althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber 6,35 mm (zich bevindende in de patroonhouder in het vuurwapen) voorhanden heeft gehad.