ECLI:NL:RBROT:2024:1087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
18 februari 2024
Zaaknummer
C/10/665594 / KG ZA 23-841
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgovereenkomst op grond van gewichtige redenen en de zorgvuldigheidseisen bij opzegging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de mentor van [persoon01] en Stichting Zorgwaard. De mentor vorderde dat Zorgwaard de zorgovereenkomst met [persoon01] zou voortzetten, terwijl Zorgwaard de overeenkomst had opgezegd vanwege herhaaldelijk ongewenst gedrag van [persoon01] dat een gevoel van onveiligheid veroorzaakte bij de zorgmedewerkers. De voorzieningenrechter oordeelde dat Zorgwaard voldoende aannemelijk had gemaakt dat het gedrag van [persoon01] een gewichtige reden vormde voor de opzegging van de zorgovereenkomst. De rechter benadrukte dat de zorgovereenkomst kwalificeert als een overeenkomst inzake geneeskundige behandeling en dat opzegging alleen kan plaatsvinden bij gewichtige redenen, waarbij ook zorgvuldigheid in acht moet worden genomen. Ondanks dat de mentor stelde dat Zorgwaard niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht, oordeelde de voorzieningenrechter dat de opzegging niet uit de lucht was komen vallen en dat Zorgwaard de zorg mocht beëindigen. De rechter heeft Zorgwaard veroordeeld om de zorg tot en met 18 februari 2024 voort te zetten, maar zonder dwangsom, omdat Zorgwaard zich bereid had getoond om de zorg voort te zetten. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/665594 / KG ZA 23-841
Vonnis in kort geding van 13 februari 2024
in de zaak van
[eiser01]handelend onder de naam
[handelsnaam01]handelend in zijn hoedanigheid van mentor over de heer
[persoon01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. L.A. Jansen te Oud-Beijerland,
tegen
Stichting Zorgwaard,
gevestigd in Puttershoek,
gedaagde,
advocaat mr. J.F.T.A. van den Eijnden te Rotterdam.
Partijen worden hierna de mentor, [persoon01] en Zorgwaard genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2023, met producties 1 tot en met 9;
  • de producties 1 tot en met 22 van Zorgwaard;
  • de e-mail van 2 oktober 2023 van Zorgwaard;
  • de e-mail van 3 oktober 2023 van ABR Zorgt B.V.;
  • de e-mail van 6 oktober 2023 van Zorgwaard;
  • de e-mail van 5 december 2023 van de mentor;
  • de e-mail van 6 december 2023 van [persoon01] ;
  • de e-mail van 22 december 2023 van [persoon01] ;
  • de e-mail van 3 januari 2024 van de bewindvoerder van [persoon01] ;
  • de e-mail van 23 januari 2024 van de bewindvoerder van [persoon01] ;
  • de e-mail van 24 januari 2024 van de bewindvoerder van [persoon01] ;
  • de mondelinge behandeling op 30 januari 2024, tijdens welke behandeling de voorzieningenrechter de mentor heeft verzocht om, na de zitting, nadere informatie/stukken over (de beslissing op) de PGB-aanvraag over te leggen en Zorgwaard gelegenheid heeft gegeven om op die informatie/stukken te reageren;
  • de spreekaantekeningen van de mentor;
  • de spreekaantekeningen van Zorgwaard;
  • de e-mail van 31 januari 2024 16.07 uur van de mentor
  • de e-mail van 1 februari 2024 15.40 uur van de mentor met een productie;
  • de e-mail van 1 februari 2024 16.33 uur van Zorgwaard met producties 23 en 24;
  • de e-mail van 1 februari 2024 17.08 uur van de mentor met producties;
  • de e-mail van 2 februari 2024 13.46 uur van de mentor;
  • de e-mail van 2 februari 2024 16.39 uur van Zorgwaard met producties 25 en 26.

2.De feiten

2.1.
Vanaf 18 augustus 2022 levert Zorgwaard zorg aan [persoon01] . De zorgverlening bestaat uit assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Er zijn twee zorgmomenten per dag, die hoofdzakelijk bestaan uit het wassen van [persoon01] op bed. Eén keer per week wordt er ook ondersteuning geboden bij het douchen en observeren van de huid ter voorkoming van doorligwonden.
2.2.
Op 16 februari 2023 heeft Zorgwaard aan de mentor een e-mail gestuurd waarin wordt aangegeven dat Zorgwaard, gelet op het aantal incidenten waarover meerdere malen contact is geweest met de mentor, genoodzaakt is (om te proberen) de zorg over te dragen aan een andere zorgaanbieder. Op 16 augustus 2023 deelt Zorgwaard mee dat zij vanwege bedreigingen en onacceptabel gedrag van [persoon01] zich genoodzaakt ziet de zorgovereenkomst uiterlijk per 1 oktober 2023 te beëindigen.
2.3.
Op 19 september 2023 start de mentor dit kort geding om beëindiging van de zorgovereenkomst te voorkomen. Omdat Zorgwaard op dat moment een andere zorgaanbieder (ABR Zorgt B.V.) heeft gevonden die de zorgverlening van Zorgwaard kan overnemen, wordt de procedure aangehouden. ABR Zorgt is een ongecontracteerde zorgaanbieder die de zorg in onderaanneming van Zorgwaard verleent. Eind september 2023 bericht ABR Zorgt aan Zorgwaard dat zij op basis van de contacten met [persoon01] niet bereid is de zorg nog langer aan hem te verlenen, waarna Zorgwaard aanvankelijk deels en vanaf 20 november 2023 weer de volledige zorg voor [persoon01] uitvoert.
2.4.
Op 23 oktober 2023 hebben partijen afgesproken dat op een zo kort mogelijke termijn een aanvraag voor een PGB-budget (bij CZ) wordt ingediend. De gemiddelde doorlooptijd van zo’n aanvraag is acht weken.
2.5.
Op 31 oktober 2023 heeft de mentor het bericht ontvangen dat de PGB-aanvraag niet in behandeling kan worden genomen, omdat die incompleet is. Op 21 november 2023 is een aangepaste aanvraag ingediend.
2.6.
In de periode november-december 2023 ontvangt de extern vertrouwenspersoon van Zorgwaard 5 meldingen vanuit verschillende thuiszorgteams over grensoverschrijdend gedrag van [persoon01] .
2.7.
Zorgwaard heeft op 21 december 2023 gevraagd naar de status van de PGB-aanvraag. Op dat moment was de bewindvoerder afwezig, waardoor het proces tijdelijk stillag. Op 3 januari 2024 is aan Zorgwaard bericht dat diezelfde week de PGB-aanvraag zou worden opgestuurd. Op 10 januari 2024 heeft Zorgwaard verzocht om de noodzakelijke acties in te zetten om de behandeling van de PGB-aanvraag te versnellen. In reactie hierop is gereageerd dat CZ de aanvraag binnen twee weken na 11 januari 2024 zou oppakken.
2.8.
Op 25 januari 2024 heeft Zorgwaard de zorgovereenkomst, vanwege het uitblijven van uitsluitsel over het PGB-budget en voortdurende incidenten, opnieuw opgezegd, nu met ingang van 3 februari 2024.
2.9.
In de periode van 30 januari tot en met 2 februari 2024 heeft de mentor veel contact gehad met CZ over de PGB-aanvraag. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot de toekenning daarvan.

3.Het geschil

3.1.
De mentor vordert – samengevat – Zorgwaard te veroordelen om de zorgovereenkomst na te komen op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hiermee in strijd wordt gehandeld, althans Zorgwaard te veroordelen om de zorgovereenkomst na te komen tot het moment dat een andere partij zorg zal verlenen aan [persoon01] en Zorgwaard te veroordelen zich in te spannen om voor [persoon01] passende zorg te vinden op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat hiermee in strijd wordt gehandeld, met veroordeling van Zorgwaard in de proceskosten.
3.2.
Zorgwaard voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de zorgovereenkomst tussen Zorgwaard en [persoon01] kwalificeert als een overeenkomst inzake een geneeskundige behandeling in de zin van artikel 7:446 BW. Dat betekent dat Zorgwaard de zorgovereenkomst op grond van artikel 7:460 BW slechts kan opzeggen in het geval van gewichtige redenen. Gelet op de stellingen van de mentor moet in dit kort geding beoordeeld worden of voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat sprake is van een gewichtige/zwaarwegende reden voor de opzegging van de zorgovereenkomst.
4.2.
Wat een voldoende gewichtige/zwaarwegende dringende reden is voor een opzegging van een zorgovereenkomst, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Naast een voldoende gewichtige/zwaarwegende reden moet de zorgaanbieder bij de opzegging ook de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. Welke mate van zorgvuldigheid is vereist, is ook afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.3.
Wanneer de reden van opzegging (mede) is gelegen in het gedrag van de zorgontvanger, heeft te gelden dat van de zorgverlener in beginsel mag worden verwacht dat zij – voordat zij tot opzegging overgaat – (1) de zorgontvanger concreet heeft gewezen op het ongewenste gedrag, (2) op wijziging van dat gedrag heeft aangedrongen, (3) de gelegenheid heeft geboden om het gedrag te wijzigen en (4) heeft aangegeven dat indien dat niet gebeurt de overeenkomst zal worden opgezegd.
4.4.
In het kader van de zorgvuldigheidseisen is verder van belang dat een redelijke opzegtermijn in acht moet worden genomen. Welke termijn redelijk is, is onder meer afhankelijk van de ernst van de situatie van de zorgontvanger, de afhankelijkheid van de zorgontvanger van de ontvangen zorg, de aard en de duur van de zorgrelatie en de termijn die nodig is voor het vinden van een passend alternatief. Tot slot kunnen de eisen van zorgvuldigheid meebrengen dat de zorgaanbieder moet meewerken aan het vinden van een passend alternatief en dat zij de noodzakelijke hulp – voor zover aangewezen en mogelijk – moet voortzetten.
4.5.
De voorzieningenrechter acht de volgende omstandigheden van belang voor de beoordeling. Uit de producties van Zorgwaard volgt dat [persoon01] vanaf de start van de zorg structureel ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond. Die incidenten bestaan voor een groot deel uit het zich agressief en dreigend opstellen richting zorgmedewerkers. Hierover is veelvuldig contact geweest met [persoon01] en/of de mentor. Dit heeft geresulteerd in de e-mail van 16 februari 2023 aan de mentor, waarin is aangegeven dat het niet is gelukt om de relatie tussen de zorgmedewerkers en [persoon01] op een aanvaardbaar en werkbaar niveau te krijgen. [persoon01] blijft zich, afhankelijk van welke zorgmedewerker op dat moment aanwezig is, in meer of mindere mate verbaal op een onheuse manier uiten. [persoon01] heeft vervolgens zelf aangegeven dat zijn gedrag moet veranderen en dat hij hieraan gaat werken. Het gedrag van [persoon01] verbetert echter niet en op 16 augustus 2023 is voor Zorgwaard de maat vol. Hoewel [persoon01] heeft toegezegd aan zijn gedrag te gaan werken, loopt het aantal incidenten, waarin hij verbaal grof en agressief is naar zorgmedewerkers, op. Ter illustratie dient de geluidsopname die tijdens de mondelinge behandeling is beluisterd. Uit deze geluidsopname blijkt op welke manier [persoon01] zich wederom verbaal uit en een zorgmedewerker onder druk zet. Dit gedrag heeft grote invloed op de zorgmedewerkers en drukt enorm op Zorgwaard. Zorgmedewerkers ervaren veel stress en voelen zich onveilig in de omgeving van [persoon01] . Het werkplezier lijdt eronder en de situatie is voor hen onwerkbaar geworden. Van [persoon01] mocht en mag worden verwacht dat hij zich onthoudt van intimiderend gedrag richting zorgmedewerkers.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Zorgwaard voldoende aannemelijk gemaakt dat het gedrag van [persoon01] grote impact heeft op en een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt bij zorgmedewerkers en ontwrichtend werkt op het klimaat binnen Zorgwaard. Zoals hiervoor al beschreven, blijft [persoon01] – ondanks pogingen van Zorgwaard – verbaal agressief gedrag vertonen en is hij (hierover) niet aanspreekbaar. Dit vormt een gewichtige reden om de zorgovereenkomst te beëindigen. Daarbij weegt het belang van de zorgmedewerkers om in een veilige omgeving zorg te kunnen verlenen in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [persoon01] , die bij herhaling gewaarschuwd is, om zorg van Zorgwaard te blijven ontvangen.
4.7.
De mentor heeft zich nog op het standpunt gesteld dat Zorgwaard bij de opzeggingen niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, maar dit kan hem niet baten. Hoewel de voorzieningenrechter met de mentor van oordeel is dat Zorgwaard wel hele korte beëindigingstermijnen hanteert, kan ten aanzien van de tweede opzegging in de gegeven omstandigheden niet volgehouden worden dat deze uit de lucht is komen vallen en dat Zorgwaard de mentor daarvoor (duidelijker) had moeten waarschuwen.
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat Zorgwaard mag stoppen met het verlenen van zorg aan [persoon01] . Hoewel [persoon01] mogelijk zicht heeft op een PGB-budget waarna de zorg sowieso niet langer door Zorgwaard hoeft te worden verleend, heeft Zorgwaard in de gegeven omstandigheden belang bij het verkrijgen van zekerheid over de datum waarop de relatie met [persoon01] ten einde zal komen. De vordering van [persoon01] tot voortzetting van de zorg wordt daarom tot en met 18 februari 2024 toegewezen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan die veroordeling een dwangsom te koppelen, omdat Zorgwaard zich bereid heeft getoond de zorg aan [persoon01] gedurende de afgelopen periode ook voort te zetten. Een prikkel tot nakoming wordt daarom niet nodig geacht.
4.9.
De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van deze procedure aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Zorgwaard om de zorg zoals tussen partijen overeengekomen voort te zetten tot en met 18 februari 2024;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.
3498/2009