ECLI:NL:RBROT:2024:1108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10769959
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van cursusgeld door ROC Mondriaan aan gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting ROC Mondriaan en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, ROC Mondriaan, vorderde betaling van cursusgeld ter hoogte van € 258,- van de gedaagde, die zich op 23 september 2022 had ingeschreven voor de opleiding 'Basis technicus voertuigen en mobiele werktuigen'. De gedaagde heeft de factuur, die op 16 november 2022 werd verzonden, niet betaald. De gedaagde stelde dat zijn toenmalige werkgever, de gemeente Rotterdam, de kosten van de opleiding zou dekken en dat hij de opleiding nooit had gevolgd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde zich zelf had ingeschreven en dat de betalingsverplichting voortvloeit uit de Les- en cursusgeldwet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de gemeente Rotterdam verantwoordelijk was voor de betaling en dat hij ook daadwerkelijk aan de opleiding heeft deelgenomen. De vordering van ROC Mondriaan is dan ook toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het cursusgeld, rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 458,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10769959 CV EXPL 23-28815
datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting ROC Mondriaan,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ROC Mondriaan’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 oktober 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde01] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de conclusie van repliek, uiterlijk op 2 januari 2024. [gedaagde01] heeft van die gelegenheid echter geen gebruik gemaakt en heeft ook geen uitstel gevraagd.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde01] heeft zich op 23 september 2022 bij ROC Mondriaan ingeschreven voor de tweejarige opleiding ‘Basis technicus voertuigen en mobiele werktuigen’. ROC Mondriaan heeft op 16 november 2022 een factuur aan [gedaagde01] gestuurd en daarbij het verschuldigde cursusgeld van € 258,- bij hem in rekening gebracht. Die factuur heeft [gedaagde01] niet betaald. In deze procedure eist Mondriaan daarom dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om het cursusgeld van € 258,- aan ROC Mondriaan te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van ROC Mondriaan. Volgens [gedaagde01] zou zijn toenmalige werkgever, de gemeente Rotterdam, zijn opleiding betalen. [gedaagde01] stelt dat hij ROC Mondriaan en de gemachtigde hierover een brief heeft gestuurd. Daarnaast stelt [gedaagde01] dat hij de opleiding nooit heeft gevolgd.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van ROC Mondriaan toe. Hierna wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde01] moet het cursusgeld van € 258,- aan ROC Mondriaan betalen
2.4.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] zich heeft ingeschreven voor een tweejarige beroepsopleiding bij ROC Mondriaan. De betalingsverplichting voor deze opleiding volgt uit de wet, namelijk artikel 5 Les- en cursusgeldwet in samenhang met artikel 4 Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000. Om die reden zijn in dit geval niet de (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2b van het Burgerlijk Wetboek van toepassing en hoeft de kantonrechter niet ambtshalve te toetsen of door ROC Mondriaan aan de daarin genoemde verplichtingen is voldaan.
2.5.
Omdat [gedaagde01] zich zelf heeft ingeschreven voor de opleiding, moet hij het daarvoor verschuldigde cursusgeld betalen. [gedaagde01] heeft weliswaar gesteld dat de gemeente Rotterdam zijn opleiding zou betalen, maar ROC Mondriaan heeft in haar conclusie van repliek gesteld dat zij slechts een overeenkomst met [gedaagde01] is aangegaan, dat zij er niet bekend mee is dat de gemeente Rotterdam de opleiding zou betalen en dat zij buiten eventuele afspraken tussen [gedaagde01] en zijn toenmalige werkgever staat. Ook heeft ROC Mondriaan betwist dat zij dan wel haar gemachtigde een brief van [gedaagde01] hierover heeft ontvangen. [gedaagde01] heeft deze stellingen van ROC Mondriaan niet meer weersproken en heeft zijn eigen stellingen ook niet meer nader toegelicht of onderbouwd. Zijn verweer op dit punt wordt dan ook verworpen.
2.6.
ROC Mondriaan heeft in haar conclusie van repliek ook gesteld dat [gedaagde01] wel degelijk heeft deelgenomen aan de opleiding. Uit het overgelegde overzicht van de onderwijstijd van [gedaagde01] kan worden afgeleid dat [gedaagde01] inderdaad - ook al is het minimaal - aan de lessen heeft deelgenomen. Daarnaast heeft ROC Mondriaan gesteld en met stukken onderbouwd dat [gedaagde01] op 20 december 2022 in het kader van zijn opleiding nog een beroepspraktijkovereenkomst met ROC Mondriaan is aangegaan en dat hij pas op 6 maart 2023 is uitgeschreven. Ook deze nadere stellingen van ROC Mondriaan heeft [gedaagde01] niet meer betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan zal uitgaan. Omdat [gedaagde01] pas ná 1 oktober van het opleidingsjaar is uitgeschreven en hij ook niet voldoet aan de criteria om vrijgesteld te worden van het betalen van cursusgeld (artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000), heeft ROC Mondriaan het cursusgeld terecht bij [gedaagde01] in rekening gebracht. [gedaagde01] wordt dan ook veroordeeld het cursusgeld van € 258,- aan ROC Mondriaan te betalen.
[gedaagde01] moet de buitengerechtelijke kosten en de rente betalen
2.7.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.8.
Ook de rente wordt toegewezen, omdat ROC Mondriaan genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van ROC Mondriaan op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 160,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 80,-) en € 40,- aan nakosten. Dat is in totaal € 458,49. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan ROC Mondriaan te betalen € 258,- aan hoofdsom,
€ 9,44 aan tot 11 oktober 2023 vervallen rente en € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 258,- vanaf 11 oktober 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van ROC Mondriaan worden begroot op € 458,49;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487