ECLI:NL:RBROT:2024:1109

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10793386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van medische kosten en opschorting van betalingsverplichting in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft de Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep (hierna: SFVG) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] voor onbetaalde medische kosten. De zaak betreft een operatie die [gedaagde01] onderging op 20 februari 2023, waarvoor hij een factuur van € 1.909,06 ontving. [gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat de operatie niet goed is uitgevoerd, wat leidde tot aanhoudende klachten en de noodzaak voor een tweede operatie. Hij beroept zich op een afspraak met SFVG dat hij niet voor de eerste operatie zou hoeven betalen en vraagt om opschorting van de betaling tot de uitkomst van de tweede operatie bekend is.

De kantonrechter heeft de vordering van SFVG toegewezen. De rechter oordeelt dat [gedaagde01] zijn betalingsverplichting niet kan opschorten, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van SFVG. De rechter legt uit dat de arts een inspanningsverplichting heeft en geen garantie kan geven voor het resultaat van de behandeling. Het enkele feit dat er na de operatie klachten zijn gebleven, is niet voldoende om aan te nemen dat de arts niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat er geen bewijs is voor de door [gedaagde01] gestelde afspraak met SFVG over de betaling van de eerste operatie. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten toegewezen aan SFVG, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde01] is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 2.297,93, inclusief rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10793386 CV EXPL 23-30206
datum uitspraak: 9 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘SFVG’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde01] heeft in de periode van 22 december 2022 tot en met 3 april 2023 medische behandelingen ondergaan in het ziekenhuis van SFVG. Daarbij is [gedaagde01] op 20 februari 2023 geopereerd door een uroloog. SFVG heeft voor de uitgevoerde behandelingen een factuur aan [gedaagde01] gestuurd. Van die factuur is een bedrag van € 1.909,06 niet betaald. In deze procedure eist SFVG dat [gedaagde01] wordt veroordeeld dit bedrag aan haar te betalen, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van SFVG. Hij vindt dat de operatie niet goed is gegaan. Hij zegt dat de klachten en pijn na de operatie aanhielden. Er moest ook een nieuwe operatie worden uitgevoerd. Volgens [gedaagde01] is met SFVG afgesproken dat hij voor de eerste operatie niet hoeft te betalen. [gedaagde01] doet een beroep op opschorting en wil pas betalen als de nieuwe operatie goed is gegaan.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van SFVG toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde01] moet de hoofdsom betalen
2.4.
[gedaagde01] moet de kosten van de medische behandeling aan SFVG betalen. Hij heeft immers niet betwist dat de hij de behandelingen, zoals genoemd in de factuur van 20 april 2023, heeft ondergaan. Voor die behandelingen geldt dat daarbij sprake is van een inspanningsverbintenis voor de uitvoerende arts en níet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat een arts zich moet inspannen om het beste resultaat te behalen voor de patiënt, maar dat hij geen garantie geeft (of kan geven) dat dat resultaat ook zal worden behaald. Het enkele feit dat [gedaagde01] na de operatie nog steeds (pijn)klachten had en er uiteindelijk een nieuwe operatie noodzakelijk bleek te zijn, betekent nog niet dat de arts van SFVG niet aan die inspanningsverplichting heeft voldaan en de operatie niet goed heeft uitgevoerd.
2.5.
[gedaagde01] kan in de gegeven omstandigheden zijn betalingsverplichting niet opschorten. Daarvoor is immers noodzakelijk dat er sprake is van een tekortkoming aan de kant van SFVG bij het uitvoeren van de behandelingen. [gedaagde01] heeft echter onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat er sprake is van een tekortkoming van SFVG. [gedaagde01] heeft zijn standpunt dat de operatie niet goed is uitgevoerd niet onderbouwd. Dat had hij bijvoorbeeld kunnen doen aan de hand van schriftelijke stukken, zoals een verklaring van een medisch deskundige. Bovendien heeft [gedaagde01] niet gesteld wat er tijdens die operatie concreet niet goed zou zijn gedaan door de behandelend uroloog. Dat alles had wel op zijn weg gelegen, zeker omdat SFVG in haar repliek heeft gesteld dat volgens de uroloog de operatie goed is verlopen en er sprake is geweest van een recidief (het terugkeren van de klachten, nadat deze waren verholpen). [gedaagde01] heeft in reactie daarop slechts aangevoerd dat hij het daarmee niet eens is en dat er volgens hem geen sprake is van een recidief, maar heeft dat verder niet meer onderbouwd. Omdat [gedaagde01] geen beroep op opschorting kan doen, bestaat er ook geen reden de betaling uit te stellen tot duidelijk is of de nieuwe operatie succesvol is geweest.
2.6.
Er is daarnaast niet komen vast te staan dat [gedaagde01] met SFVG heeft afgesproken dat hij, omdat hij voor een tweede keer moest worden geopereerd, niet voor de eerste operatie hoeft te betalen. SVFG heeft in haar repliek immers gemotiveerd betwist dat zij zo’n afspraak met [gedaagde01] heeft gemaakt. [gedaagde01] heeft daar niet meer op gereageerd en heeft zijn standpunt verder ook niet meer onderbouwd.
[gedaagde01] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.7.
De incassokosten van € 346,50 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Dos Santos moet de rente betalen
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat SFVG genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist. Tot 16 oktober 2023 gaat het om een bedrag van € 42,37.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van SFVG op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht, € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-) en € 99,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 992,98. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan SFVG te betalen € 2.297,93 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119BW over een bedrag van € 1.909,06 vanaf 16 oktober 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van SFVG worden begroot op € 992,98;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487