ECLI:NL:RBROT:2024:11120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/10/686811 / JE RK 24-2126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de ondertoezichtstelling

Op 8 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de (vervolg) spoeduithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, en de oma moederszijde als belanghebbenden aangemerkt. De vader is als informant aangemerkt, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De moeder en de oma moederszijde hebben de Nederlandse taal onvoldoende machtig, waardoor een tolk is ingeschakeld.

De kinderrechter heeft de procedure gestart met het in acht nemen van eerdere beschikkingen en verzoekschriften van de Raad. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de kinderen sinds 1 oktober 2024 bij de oma moederszijde verblijven, na zorgen over de thuissituatie bij de moeder, die kampt met alcoholmisbruik en agressie-regulatieproblematiek. De Raad heeft het verzoek tot uithuisplaatsing gehandhaafd, en de GI heeft de situatie van de kinderen ondersteund.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder openstaat voor hulpverlening en dat de kinderen veilig zijn bij de oma. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 januari 2025, in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686811 / JE RK 24-2126
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een (vervolg) spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2020 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2021 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaatsnaam],
advocaat: mr. E.J. van Pelt, kantoorhoudende te Zwijndrecht,
[naam 2],
hierna te noemen: de oma moederszijde, wonende in [plaatsnaam],
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 3],
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 1 oktober 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 2 oktober 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma moederszijde (hierna: mz);
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 4];
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 5] en [naam 6];
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
Aangezien de moeder en de oma moederszijde de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van een tolk, [naam 7] in de taal Somalisch.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij oma mz.
2.3.
Bij beschikking van 1 oktober 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 januari 2025. Bij deze beschikking is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing verleend binnen het netwerk, te weten oma moederszijde, met ingang van 1 oktober 2024 voor de duur van vier weken. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
Aan de orde is het horen van de betrokkenen op de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing. Daarnaast moet de kinderrechter nog beslissen op het aangehouden deel van het verzoek van de Raad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen.
3.2. De Raad handhaaft het resterende deel van het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De Raad maakt zich zorgen om de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de moeder. In de afgelopen periode zijn er zorgmeldingen gedaan door de politie bij Veilig Thuis (hierna: VT) over fors alcoholgebruik van de moeder, waardoor het Crisis Interventie Team (hierna: CIT) betrokken is geraakt. Het CIT is er niet in geslaagd om met de moeder tot afspraken te komen. De kinderen zijn daarom met spoed uit huis geplaatst bij de oma moederszijde. Naast het alcoholmisbruik is er sprake van agressie-regulatieproblematiek bij de moeder. De moeder heeft een ambivalente houding tegenover de hulpverlening en de plaatsing van de kinderen bij oma moederszijde. De komende periode is nodig om duidelijk zicht te krijgen op de thuissituatie en de benodigde hulpverlening.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek van de Raad ondersteund. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven nu bij oma moederszijde en dit gaat goed. De GI is recent op huisbezoek geweest bij de oma mz waarbij omgangsafspraken zijn gemaakt met de moeder en de oma mz. De moeder mag de kinderen alleen zien bij de oma mz als zij nuchter is. De oma mz is in staat om signalen te herkennen bij de moeder als zij onder invloed is. De moeder staat open voor hulpverlening en wil toewerken naar een terugplaatsing van de kinderen. De GI heeft nog geen verdere informatie tot haar beschikking.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De moeder is erg geschrokken van het spoedverzoek. Daarnaast valt de bemoeienis van familieleden in haar thuissituatie haar zwaar. De moeder staat achter de uithuisplaatsing van de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz. De moeder erkent haar alcoholmisbruik en zij staat open voor alle hulpverlening. Zij wil de komende periode toewerken naar een terugplaatsing van de kinderen. De moeder is bij de huisarts doorverwezen naar verslavingszorg van De Hoop. Gelet op de wachtlijsten is het voor nu nog onduidelijk wanneer het traject van start kan gaan.
4.3.
Door de oma mz wordt het volgende naar voren gebracht. Het gaat goed met de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz. De kinderen mogen in de komende periode bij haar blijven wonen. De moeder is regelmatig op bezoek bij de kinderen onder de voorwaarde dat zij nuchter is. De oma mz benadrukt dat de moeder niet op bezoek mag komen als er sprake is van alcoholgebruik.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft de betrokkenen gehoord over de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter ziet naar aanleiding daarvan geen aanleiding om anders te beslissen. Hetzelfde geldt voor het reeds toegewezen deel van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing.
5.2.
Ten aanzien van het aangehouden deel van het spoedverzoek tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven sinds 1 oktober 2024 bij de oma mz vanwege een onveilige opvoedsituatie bij de moeder. Er zijn ernstige zorgen aanwezig over alcoholmisbruik en agressie-regulatieproblematiek bij de moeder, waardoor zowel de politie als het CIT betrokken zijn geweest. Er is sprake van omgang tussen de kinderen en de moeder bij de oma mz, waarbij de afspraak geldt dat de moeder tijdens deze momenten nuchter moet zijn. Het is positief dat de moeder haar alcoholverslaving erkent en ter zitting heeft aangegeven open te staan voor de benodigde hulpverlening. De moeder is aangemeld bij verslavingszorg De Hoop. De kinderrechter is van oordeel dat de moeder op dit moment onvoldoende in staat is om onder eigen verantwoordelijkheid een veilige thuissituatie voor de kinderen te waarborgen. De kinderen lijken veilig op hun plek te zitten bij de oma mz. Zij functioneren naar behoren en gaan naar school toe. De kinderrechter oordeelt dat het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma mz de komende periode gecontinueerd dient te worden. De kinderrechter acht het van belang dat met behulp van de Raad en de GI de komende periode duidelijk zicht wordt verkregen op de thuissituatie en dat passende hulpverlening wordt ingezet. Het is daarbij belangrijk dat de moeder goed samenwerkt met de betrokken instanties om stappen te kunnen zetten in het verbeteren van de thuissituatie.
5.3.
Gelet op voorgaande acht de kinderrechter het langer laten voortduren van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b en c van het Burgerlijk Wetboek) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen het netwerk, te weten bij de oma mz, tot 1 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Jordaan, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 21 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.