ECLI:NL:RBROT:2024:1115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10670496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan drinkwaternet door graafwerkzaamheden in Rotterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Evides N.V. en Hart van Zuid v.o.f. en andere gedaagden. Evides, de eiseres, stelt dat Hart van Zuid c.s. aansprakelijk zijn voor schade aan een afsluiter in het drinkwaternet, die zou zijn ontstaan tijdens graafwerkzaamheden in het kader van de ontwikkeling van het Winkelcentrum Zuidplein. Evides eist een schadevergoeding van € 12.073,35, stellende dat Hart van Zuid c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door zorgplichten te schenden, zoals vastgelegd in de CROW 500-richtlijn. Hart van Zuid c.s. betwisten de aansprakelijkheid en voeren aan dat Evides niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een derde partij, RenB Infraschade, de vordering namens Evides zou hebben overgenomen. De kantonrechter oordeelt dat Evides ontvankelijk is in haar vordering, maar dat er onvoldoende bewijs is dat Hart van Zuid c.s. hun zorgplichten hebben geschonden. De rechter concludeert dat de schade mogelijk is ontstaan door werkzaamheden van andere partijen en dat Evides onvoldoende feiten heeft aangedragen om haar vordering te onderbouwen. De eis van Evides wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10670496 CV EXPL 23-23338
datum uitspraak: 16 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Evides N.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
tegen

1.Hart van Zuid v.o.f.,

vestigingsplaats: Nieuwegein,
2. Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Speciale Projecten B.V.,
vestigingsplaats: Nieuwegein,
3. Heijmans Utiliteit B.V.,
vestigingsplaats: Rosmalen,
gedaagden,
gemachtigde: [gemachtigde01] .
Eiseres wordt hierna ‘Evides’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘Hart van Zuid c.s.’ genoemd en afzonderlijk ‘Hart van Zuid’, ‘Ballast Nedam’ en ‘Heijmans’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 21 juni 2023 en 18 juli 2023;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 31 oktober 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte overlegging producties van Evides, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Evides;
  • de spreekaantekeningen van Hart van Zuid c.s.
1.2.
Op 16 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Evides aanwezig de heer [naam01] (juridische medewerker), bijgestaan door mr. A.E. Heezius namens de gemachtigde. Namens Hart van Zuid c.s. was aanwezig de heer [naam02] (projectleider), bijgestaan door de gemachtigde [gemachtigde01] .

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
In het kader van de ontwikkeling en uitbreiding van het Winkelcentrum Zuidplein in Rotterdam hebben Hart van Zuid c.s. in opdracht van de Gemeente Rotterdam in november 2020 het terrein van het winkelcentrum bouwrijp gemaakt. Vervolgens hebben Hart van Zuid c.s., althans hun onderaannemer Infracombinatie Hart van Zuid v.o.f., in januari en februari 2021 werkzaamheden uitgevoerd aan de riolering ter hoogte van de Sallandweg bij het winkelcentrum. Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden op die locatie, op 4 januari 2021, heeft Hart van Zuid een graafmelding (KLIC-melding) gedaan. Op 23 mei 2022 is geconstateerd dat op de Sallandweg, ter hoogte van nummer [nummer01] , schade is ontstaan aan een afsluiter in het drinkwaternet van Evides.
2.2.
Volgens Evides zijn Hart van Zuid c.s. aansprakelijk voor deze schade, omdat Hart van Zuid c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door de zorgplichten te schenden, die voortvloeien uit de CROW 500-richtlijn [1] (hierna: ‘de Richtlijn’). Hart van Zuid c.s. hebben voorafgaand aan de werkzaamheden geen zogenaamde oriëntatiemelding gedaan. Ook is niet gebleken dat Hart van Zuid c.s. de leidingen van Evides hebben gelokaliseerd. Evides eist in deze procedure dat Hart van Zuid c.s. worden veroordeeld tot betaling van door Evides geleden schade, die zij heeft begroot op een totaalbedrag van € 12.073,35.
2.3.
Hart van Zuid c.s. zijn het niet eens met de eis van Evides. Ten eerste zijn zij van mening dat Evides niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat RenB Infraschade schriftelijk aan Hart van Zuid c.s. heeft medegedeeld dat alleen nog bevrijdend aan haar kan worden betaald en niet meer aan Evides zelf. Ten tweede voeren Hart van Zuid c.s. aan dat zij bij de uitvoering van haar werkzaamheden geen aanwijsbare zorgplichten hebben geschonden en dat Evides niet deugdelijk heeft onderbouwd dat dat wel zo is. Volgens Hart van Zuid c.s. was de afsluiter op het moment dat zij hun werkzaamheden in april 2021 hadden afgerond, nog niet beschadigd. Evides stelt volgens Hart van Zuid c.s. ten onrechte dat Hart van Zuid c.s., naast een KLIC-melding, ook een oriëntatiemelding hadden moeten doen. Bij beide meldingen ontvangt men immers precies dezelfde informatie. Daarnaast heeft Evides haar schade en de diverse afzonderlijke schadeposten onvoldoende onderbouwd.
2.4.
De kantonrechter wijst de vordering van Evides af. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Evides is ontvankelijk in haar vordering
2.5.
De kantonrechter volgt Hart van Zuid c.s. niet in hun stelling dat Evides niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Uit de correspondentie van RenB Infraschade kan slechts worden afgeleid dat RenB Infraschade slechts een volmacht heeft om de vordering op Hart van Zuid c.s. namens Evides te incasseren. Dat betekent echter nog niet dat Evides, als volmachtgever, daarmee haar vorderingsrecht heeft prijsgegeven. Dat zou anders zijn als Evides haar vordering op Hart van Zuid c.s. daadwerkelijk aan RenB Infraschade zou hebben overgedragen (bijvoorbeeld door cessie), maar niet gebleken is dat daarvan sprake is. Dat leidt er toe dat Evides nog altijd gerechtigd is onderhavige vordering in te stellen.
Het toetsingskader
2.6.
Om vast te kunnen stellen of Hart van Zuid c.s. aansprakelijk zijn voor de schade van Evides op de door Evides aangevoerde gronden moet er allereerst aan twee vereisten zijn voldaan. Ten eerste moet sprake zijn van een onrechtmatig handelen van Hart van Zuid c.s., bestaande uit een schending door Hart van Zuid c.s. van de op hen als grondroerder rustende zorgplichten in het kader van een zorgvuldig graafproces. Ten tweede moet vast komen te staan dat schade is ontstaan in de periode dat Hart van Zuid c.s. hun graafwerkzaamheden op de schadelocatie hebben uitgevoerd. Als aan die twee vereisten is voldaan, dan moet worden aangenomen dat er sprake is van causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en het ontstaan van de schade en ligt het vervolgens op de weg van Hart van Zuid c.s. om aannemelijk te maken dat de schade ook zou zijn opgetreden als zij de zorgplichten wél zouden hebben nageleefd (de omkeringsregel). Hierna zal nader op het genoemde tweetal eisen worden ingegaan.
Er is onvoldoende gebleken dat Hart van Zuid c.s. hun zorgplichten hebben geschonden
2.7.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat op Hart van Zuid c.s. bij de uitvoering van haar graafwerkzaamheden de zorgplichten rusten, die volgen uit de Wibon [2] , het Bibon [3] en met name de Richtlijn. Met de Richtlijn is de wettelijke plicht tot zorgvuldig graven nader geconcretiseerd. Evides heeft echter onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat Hart van Zuid c.s. de op hen rustende zorgplichten hebben geschonden. Evides heeft aan de gestelde schending van de zorgplichten door Hart van Zuid c.s. concreet alleen ten grondslag gelegd dat Hart van Zuid c.s. geen oriëntatiemelding voor de werkzaamheden aan de Sallandweg heeft gedaan én dat Evides niets heeft kunnen vinden dat er op wijst dat Hart van Zuid c.s. voorafgaand aan de werkzaamheden de leidingen van Evides heeft gelokaliseerd.
2.8.
Voor wat betreft het doen van een oriëntatiemelding is van belang dat de Richtlijn ieder bouwproces waarbij gegraven moet worden, indeelt in diverse fases. Voor elke fase wordt in de Richtlijn aangegeven welke partij verantwoordelijk is voor welke voorzorgsmaatregelen. Het doen van een oriëntatiemelding vindt plaats met het doel inzicht te verkrijgen in de theoretische ligging van de leidingen en moet worden gedaan in de zogenaamde ‘onderzoeksfase’. Voor de te nemen maatregelen in de onderzoeksfase is echter niet de daadwerkelijke grondroerder (Hart van Zuid c.s. in dit geval) verantwoordelijk, maar de initiatiefnemer van het bouwproces [4] ; Hart van Zuid c.s. hebben - onbetwist - gesteld dat zij dat niet waren, maar Coeur du Sud B.V.. Dat betekent dat op Hart van Zuid c.s. geen verplichting rustte om een oriëntatiemelding te doen, zodat van een schending van enige zorgplicht op dit punt ook geen sprake kan zijn. Op Hart van Zuid c.s. rustte daarentegen in de zogenaamde ‘werkvoorbereidingsfase’ [5] wél de verplichting een KLIC-melding te doen, maar tussen partijen is niet in geschil dat zij aan die verplichting hebben voldaan.
2.9.
Hart van Zuid c.s. hebben tijdens de zitting uiteengezet dat zij op de graaflocatie, voorafgaand aan de werkzaamheden, de bewuste afsluiter hebben gelokaliseerd door proefsleuven te graven en door ‘voor te steken’. Daarnaast heeft zij verwezen naar de foto’s bij productie 4 van de conclusie van antwoord en gesteld dat daarop zichtbaar is dat de afsluiter ook daadwerkelijk door hen was gelokaliseerd. Evides heeft deze stellingen van Hart van Zuid c.s. tijdens de zitting niet meer betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee niet komen vast te staan dat Hart van Zuid c.s. hun zorgplicht op dit punt hebben geschonden.
2.10.
Evides heeft daarnaast - onder verwijzing naar een uitspraak van de kantonrechter in Rotterdam [6] - gesteld dat Hart van Zuid c.s. als grondroerders niet alleen verantwoordelijk zijn voor hun eigen werkzaamheden maar ook voor alle andere graafwerkzaamheden binnen het volledige bouwproject, dus óók voor die werkzaamheden die binnen het project door andere partijen worden uitgevoerd. Het enkele feit dat Hart van Zuid c.s. kennelijk de eerste partijen binnen het gehele project zijn geweest die een KLIC-melding hebben gedaan, betekent echter nog niet dat Hart van Zuid c.s. daarmee verantwoordelijk zijn of blijven voor de werkzaamheden die door eventuele opvolgende aannemers worden uitgevoerd. Anders dan Evides stelt, volgt dit ook niet uit de door haar aangehaalde uitspraak. In dat geval ging het namelijk expliciet om de verhouding tussen hoofdaannemer en onderaannemer, waarbij is geoordeeld dat de hoofdaannemer als grondroerder voor de betreffende schade aansprakelijk blijft, ook als de werkzaamheden door de onderaannemer worden uitgevoerd. Van een dergelijke situatie is in relatie tot de opvolgende aannemers in het onderhavige geval geen sprake. Ook in de Richtlijn is geen steun te vinden voor die stelling van Evides. Bovendien blijkt uit de overgelegde KLIC-meldingen dat bij een dergelijke melding steeds een start- en einddatum moet worden aangegeven. Tijdens de zitting hebben Hart van Zuid c.s. onweersproken gesteld dat een grondroerder slechts binnen de daarmee aangegeven periode verantwoordelijk is voor het zorgvuldig uitvoeren van graafwerkzaamheden.
Er is onvoldoende gebleken dat de schade is ontstaan tijdens de werkzaamheden van Hart van Zuid c.s.
2.11.
Evides heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de schade aan de afsluiter is ontstaan gedurende de periode waarin Hart van Zuid c.s. graafwerkzaamheden op de bewuste locatie hebben uitgevoerd of hebben laten uitvoeren. Tijdens de zitting heeft Evides verklaard dat zij niet in staat is om aan te geven wanneer de schade daadwerkelijk is ontstaan. Zij heeft slechts gesteld dat zij de schade op 23 mei 2022 heeft geconstateerd en dat het goed mogelijk is dat er geruime tijd is verstreken tussen het moment van het ontstaan van de schade en het moment waarop de schade is geconstateerd. In dat verband is van belang dat niet in geschil is dat een afsluiter een onderdeel van het leidingnetwerk is, die niet continu of regelmatig in gebruik is. In de stellingen van Evides en de door haar overgelegde stukken zijn geen concrete aanwijzingen te vinden dat de schade ontstaan moet zijn in de periode dat Hart van Zuid c.s. graafwerkzaamheden hebben verricht.
2.12.
Omdat niet duidelijk is wanneer de schade aan de afsluiter daadwerkelijk is ontstaan, blijft de mogelijkheid bestaan dat de schade is veroorzaakt door andere partijen die op dezelfde locatie graafwerkzaamheden hebben uitgevoerd. Die mogelijkheid is zeker niet onaannemelijk, omdat niet ter discussie staat dat - ná de uitvoering van de (graaf)werkzaamheden door Hart van Zuid c.s. - ook Ballast Nedam Infra B.V. op 28 juli 2021 een KLIC-melding heeft gedaan ten behoeve van het uitvoeren van graafwerkzaamheden in het gebied rond de schadelocatie in de periode van 2 augustus 2021 tot en met 24 september 2021.
2.13.
Daarnaast hebben Hart van Zuid c.s. tijdens de zitting gesteld dat ook in februari 2022 nog graafwerkzaamheden in de directe omgeving van de schadelocatie hebben plaatsgevonden, ditmaal door DS Infra uit Alphen. Ter onderbouwing van die stelling hebben Hart van Zuid c.s. foto’s in het geding gebracht, die zijn voorzien van de data waarop de foto’s zijn gemaakt. Evides heeft niet betwist dat de foto’s daadwerkelijk op of rond de schadelocatie zijn gemaakt. Op de foto’s is inderdaad zichtbaar dat op 18 februari 2022 graafwerkzaamheden in uitvoering waren. Daarnaast zijn op de foto’s twee mantelbuizen zichtbaar, die exact naast de afsluiter liggen. Op de vraag van de kantonrechter of het mogelijk is dat de schade aan de afsluiter kan zijn ontstaan door de graafwerkzaamheden in februari 2022 heeft Evides tijdens de zitting geantwoord dat zij dat niet weet, maar dat het ‘denkbaar’ is. Ook heeft Evides gesteld dat zij niet bekend is met de betreffende werkzaamheden omdat er bij Evides geen KLIC-melding ten aanzien van deze werkzaamheden gedaan is. Het enkele feit dat er geen KLIC-melding bij Evides bekend is, betekent echter nog niet dat er niet daadwerkelijk graafwerkzaamheden kunnen zijn verricht op de schadelocatie. Evides heeft geen andere mogelijke verklaring gegeven voor wat er op de foto’s te zien is, dan dat er op of rond 18 februari 2022 wel degelijk is gegraven rond de schadelocatie.
2.14.
Omdat Evides niet - althans onvoldoende gemotiveerd - heeft betwist dat er ná de door Hart van Zuid c.s. uitgevoerde werkzaamheden nog andere partijen (Ballast Nedam B.V. en DS Infra) graafwerkzaamheden hebben uitgevoerd op of rondom de schadelocatie, is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een reële mogelijkheid dat de schade is ontstaan tijdens de graafwerkzaamheden van één van die andere partijen. Dat geldt zeker, nu er geen enkele duidelijkheid is over de vraag wanneer de schade exact ontstaan is. Die grote onduidelijkheid over de ontstaansdatum van de schade en het feit dat er in de periode tussen de door Hart van Zuid c.s. uitgevoerde graafwerkzaamheden en het moment waarop de schade is geconstateerd in elk geval nog twee andere partijen op of rond de schadelocatie hebben gegraven, leidt er toe dat - zelfs in het geval dat wél zou zijn gebleken dat Hart van Zuid c.s. enige zorgplicht zouden hebben geschonden - onvoldoende is komen vast te staan dat de schade is ontstaan tijdens de werkzaamheden van Hart van Zuid c.s.
Conclusie: er is niet voldaan aan de vereisten voor toepassing van de omkeringsregel
2.15.
Omdat niet gebleken is dat Hart van Zuid c.s. hun zorgplichten in het kader van het zorgvuldig uitvoeren van hun graafwerkzaamheden niet zijn nagekomen en daarnaast ook niet vast is komen te staan dat de schade is ontstaan tijdens de periode waarin de werkzaamheden van Hart van Zuid c.s. hebben plaatsgevonden, is aan beide vereisten, zoals genoemd in r.o. 2.6, niet voldaan. Dat betekent dat de omkeringsregel in dit geval niet van toepassing is. Dat leidt er toe dat het op de weg van Evides lag om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat de schade is ontstaan ten gevolge van onrechtmatig handelen, dat aan Hart van Zuid c.s. kan worden toegerekend. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen al volgt, heeft Evides daarvoor onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. Er bestaat dan ook geen aanleiding haar op dit punt tot bewijslevering toe te laten.
De eis van Evides wordt afgewezen
2.16.
Gelet op het bovenstaande wordt de eis van Evides afgewezen. Dat betekent dat aan de beoordeling van de schadeomvang niet meer wordt toegekomen.
Evides moet de proceskosten betalen
2.17.
Evides moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Hart van Zuid c.s. op € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-) en € 132,- aan nakosten. Dat is in totaal € 924,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van Evides af;
3.2.
veroordeelt Evides in de proceskosten, die aan de kant van Hart van Zuid c.s. worden begroot op € 792,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.De Richtlijn ‘CROW 500 Schade voorkomen aan kabels en leidingen - Richtlijn zorgvuldig grondroeren van initiatief- tot gebruiksfase’
2.Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken
3.Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken
4.pagina 14 e.v. van de Richtlijn
5.pagina 18 e.v. van de Richtlijn
6.Rechtbank Rotterdam, 7 juni 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4365 (Evides/Voshart)