ECLI:NL:RBROT:2024:1116

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10709349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementsgeld door ANWB B.V. tegen gedaagden met betrekking tot lidmaatschap en opzegging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ANWB B.V. en gedaagden, die gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagde01] c.s. ANWB vordert betaling van € 222,18 aan lidmaatschapskosten, die door [gedaagde01] niet zijn voldaan. De gedaagden stellen dat zij het lidmaatschap hebben geprobeerd op te zeggen, maar dat dit niet is gelukt. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2024 waren de gedaagden niet aanwezig, terwijl ANWB haar vordering heeft toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd voor de opzegging van het lidmaatschap door [gedaagde01]. De kantonrechter oordeelt dat ANWB recht heeft op betaling van de lidmaatschapskosten, aangezien de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij het lidmaatschap hebben opgezegd. De kantonrechter wijst de vordering van ANWB toe en veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk tot betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van ANWB toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10709349 CV EXPL 23-25706
datum uitspraak: 16 februari 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
ANWB B.V., die handelt onder de naam ANWB Voor de Zaak,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde01] en mr. E. Krom,
tegen

1.[gedaagde01] ,

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
3. [gedaagde03],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagden,
waarvan gedaagden sub 2 en 3 zelf procederen, mede namens gedaagde sub 1.
Eiseres wordt hierna ‘ANWB’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd en afzonderlijk ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘ [gedaagde03] ’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 27 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 30 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren mevrouw [naam01] en de heer [naam02] aanwezig namens de gemachtigden van ANWB. Namens [gedaagde01] c.s. was, ondanks dat zij behoorlijk zijn opgeroepen, niemand aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde01] is in 2021 bij ANWB een zakelijk lidmaatschap aangegaan, dat vervolgens per 23 juli 2022 is verlengd. ANWB heeft op 25 juli 2022 een factuur aan [gedaagde01] gestuurd, waarmee de aan het lidmaatschap verbonden kosten van in totaal € 222,18 bij [gedaagde01] in rekening zijn gebracht. Die factuur heeft [gedaagde01] niet betaald. In deze procedure eist ANWB dat [gedaagde01] c.s. worden veroordeeld om het bedrag van € 222,18 aan ANWB te betalen, met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde01] c.s. zijn het niet eens met de eis van ANWB. Volgens hen hebben zij herhaaldelijk geprobeerd het lidmaatschap op te zeggen, maar is dit niet gelukt. Zij stellen dat ANWB het lidmaatschap vervolgens heeft beëindigd zonder [gedaagde01] c.s. vooraf in kennis te stellen. [gedaagde01] c.s. voeren aan dat zij bereid zijn de lidmaatschapskosten te betalen, zonder enige bijkomende kosten of proceskosten. Zij stellen dit ook al aan de gemachtigden van ANWB te hebben gemeld.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van ANWB toe. Hierna wordt toegelicht hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde01] c.s. moeten de hoofdsom van € 222,18 betalen
2.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde01] een lidmaatschap bij ANWB is aangegaan. Dat betekent dat [gedaagde01] de aan dat lidmaatschap verbonden kosten moet betalen. [gedaagde01] c.s. hebben weliswaar aangevoerd dat zij hebben geprobeerd het lidmaatschap op te zeggen, maar zij hebben dat niet nader toegelicht of onderbouwd. Namens ANWB is tijdens de zitting gesteld dat haar niets bekend is over een opzegging door [gedaagde01] en dat er, voorafgaand aan deze procedure, ook nooit enig verweer is gevoerd of contact is opgenomen door [gedaagde01] c.s. [gedaagde01] c.s. zijn niet op de zitting verschenen en hebben deze nadere stellingen van ANWB dan ook niet meer betwist. De kantonrechter zal daarom van de juistheid van die stellingen uitgaan en het verweer van [gedaagde01] c.s. op dit punt verwerpen.
2.5.
ANWB heeft daarnaast gesteld dat zij [gedaagde01] meerdere malen heeft aangemaand en op 27 december 2023 een brief heeft gestuurd, waarin zij heeft medegedeeld dat, als de factuur niet alsnog wordt betaald, het lidmaatschap zal worden beëindigd aan het einde van het contractjaar. Ook dat is niet meer door [gedaagde01] c.s. weersproken. Dat betekent dat ANWB terecht de lidmaatschapskosten voor het volledige contractjaar bij [gedaagde01] in rekening heeft gebracht en [gedaagde01] de factuur van 25 juli 2022 moet betalen.
2.6.
[gedaagde01] wordt veroordeeld om de hoofdsom van € 222,18 aan ANWB te betalen. Dat [gedaagde01] per 18 augustus 2023 zou zijn ontbonden, heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen juridische gevolgen voor deze procedure en betekent niet dat zij in deze procedure niet tot betaling kan worden veroordeeld. Een ontbonden rechtspersoon houdt pas op te bestaan op het tijdstip dat de vereffening van haar vermogen eindigt. Dat er al een vereffening heeft plaatsgevonden (en is beëindigd) is niet gesteld of gebleken, zodat er van uit moet worden gegaan dat de vennootschap in deze procedure als procespartij kan optreden.
2.7.
[gedaagde02] en [gedaagde03] zijn als (voormalige) vennoten van de (ontbonden) inmiddels vennootschap onder firma [gedaagde01] op grond van artikel 18 van het
Wetboek van Koophandel hoofdelijk aansprakelijk voor de door de vennootschap onder firma aangegane verbintenissen, waaronder het onderhavige lidmaatschap bij ANWB. [gedaagde02] en [gedaagde03] worden daarom, tezamen met [gedaagde01] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het aan ANWB verschuldigde bedrag.
[gedaagde01] c.s. moeten de rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.8.
De incassokosten van € 40,- worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.9.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf de vervaldag van de factuur (22 augustus 2022), omdat ANWB genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze rente moet worden betaald en [gedaagde01] c.s. dat niet hebben betwist.
[gedaagde01] c.s. moeten de proceskosten betalen
2.10.
[gedaagde01] c.s. moeten de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van ANWB op
€ 111,66 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 160,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 80,-) en € 40,- aan nakosten. Dat is in totaal € 439,66. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk om aan ANWB te betalen € 222,18 aan hoofdsom en € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 222,18 vanaf 22 augustus 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van ANWB worden begroot op € 439,66;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487