ECLI:NL:RBROT:2024:11167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/10/674154 / JE RK 24-352 en C/10/674163 JE RK 24-357
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met verzoek om omgangsregeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 maart 2024, wordt een beslissing genomen over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De zaak betreft de minderjarige [voornaam minderjarige], die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar, alsook een verzoek om een omgangsregeling met de oma (mz), beoordeeld. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en heeft ingestemd met de verlenging van de maatregelen, maar verzet zich tegen de voorgestelde omgangsregeling. De pleegouders hebben ook hun zorgen geuit over de omgang met de oma (mz), die volgens hen niet in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter concludeert dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is, maar wijst het verzoek om een omgangsregeling af, omdat er onvoldoende samenwerking is tussen de pleegouders en de oma (mz). De kinderrechter heeft de beslissing voor de omgangsregeling aangehouden en verzocht om een rapportage van de GI voor de pro forma datum van 15 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/674154 / JE RK 24-352 en C/10/674163 JE RK 24-357
Datum uitspraak: 21 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt inzake het verzoek met zaaknummer C/10/674154 / JE RK 24-352 als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[pleegmoeder] en [pleegvader],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt inzake het verzoek met zaaknummer C/10/674163 / JE RK 24-357 als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[pleegmoeder] en [pleegvader],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende in [woonplaats 1] ,
[oma (mz)],
hierna te noemen: de oma (mz), wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 februari 2024, ontvangen op dezelfde datum;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 februari 2024, ontvangen op dezelfde datum;
  • het e-mailbericht namens de pleegouders van 18 maart 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen namens de pleegouders van 20 maart 2024;
  • het standpunt van de oma (mz), overgelegd ter zitting.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren van beide verzoeken heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • de oma (mz);
  • een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] ;
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan dhr. [persoon B] , de partner van de moeder.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 21 maart 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 29 maart 2024. Bij die beschikking is tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 29 maart 2024.

3.De verzoeken

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/674154 JE RK 24-352

3.1.
De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/674163 JE RK 24-357
3.2.
De GI verzoekt een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz) vast te stellen, inhoudende:
elke tweede zaterdag van de maand een onbegeleid bezoek van 10:00-17:00, waarbij oma [voornaam minderjarige] ophaalt bij pleegouders en na afloop ook weer terugbrengt.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek ten aanzien van een verlenging van de maatregelen. Een verlenging voor de duur van zes maanden en aanhouden voor het overige is nodig vanwege de verschillende visies van de familie, maar ook om het perspectief van [voornaam minderjarige] te bepalen en hem dit te vertellen.
4.2.
In het kader van de vaststelling van een omgangsregeling handhaaft de GI het verzoek en licht het als volgt toe. Er zijn verschillende visies over de (invulling van) de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz). Ondanks dat er veel is gebeurd en getracht in te zetten, lukt het niet om er samen uit te komen. De plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders is in het geding gekomen, waarna de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz) noodgedwongen is stilgelegd. Dit is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Zijn oma (mz) moet en zal altijd in zijn leven zijn. Tegelijkertijd vergt de omgang veel van de pleegouders. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt.
5.
Het standpunt van de moeder
5.1.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met een verlenging van de maatregelen, maar zij vindt het niet meer nodig omdat de moeder en de pleegouders op één lijn liggen.
5.2.
Ten aanzien van het vaststellen van een omgangsregeling wordt door de moeder verweer gevoerd en het volgende ter zitting naar voren gebracht. De plaatsing van [voornaam minderjarige] mag nooit en te nimmer in het geding komen. Het belang van [voornaam minderjarige] staat voorop. De moeder staat daarom achter het standpunt van de pleegouders. De pleegouders zien de reactie van [voornaam minderjarige] nadat omgang tussen hem en de oma (mz) heeft plaatsgevonden. Daarnaast komt de oma (mz) afspraken niet na en er hebben incidenten plaatsgevonden, waardoor begeleide omgang nodig is.

6.Het standpunt van de pleegouders

6.1.
Door en namens de pleegouders wordt ingestemd met een kortere verlenging van de maatregelen. Het is van belang dat het traject voor de overgang naar het vrijwillige kader wordt ingezet, waarna de maatregelen niet meer nodig zijn.
6.2.
Ten aanzien van het verzoek voor het vaststellen van een omgangsregeling wordt verweer gevoerd, waarbij wordt verwezen naar de inhoud van het verweerschrift d.d. 20 maart 2024 en het wordt als volgt toegelicht. De samenwerking met de oma (mz) en de pleegouders gaat niet goed. Dit betekent niet dat er geen (begeleide) omgang tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz) moet zijn. Het is nodig dat de omgang op een goede manier plaatsvindt. [voornaam minderjarige] gedijt bij structuur en duidelijkheid, mede waardoor er afspraken zijn over de omgangsmomenten. De oma (mz) is echter niet in staat gebleken zich te houden aan de gemaakte afspraken en zij belast [voornaam minderjarige] met volwassenproblematiek tijdens de omgangsmomenten. Hierdoor reageert [voornaam minderjarige] naderhand negatief op de omgangsmomenten, waardoor deze belastend zijn en het nodig is dat de frequentie van de omgangsmomenten lager is dan verzocht door de GI. Daar komt bij de [voornaam minderjarige] al intensieve omgangsmomenten heeft met andere biologische familieleden, waardoor het te veel is voor hem en de pleegouders.

7.Het standpunt van de oma (mz)

7.1.
De oma (mz) heeft - verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De oma (mz) voelt zich machteloos. De oma (mz) wil normaal contact met [voornaam minderjarige] , zonder stress en spanning. De oma (mz) heeft [voornaam minderjarige] vanaf zijn geboorte opgevangen en zij is altijd een stabiele factor voor hem geweest, maar nu mag hij niet in het privé met haar telefoneren of iets van zijn kamer pakken om het aan de oma (mz) te laten zien. Dit komt mede door de moeizame houding van de pleegouders richting de oma (mz). De oma (mz) heeft op verschillende manieren geprobeerd met hen het gesprek aan te gaan, maar dit is niet gelukt. De huidige situatie is gebaseerd op onvolledige en onjuiste informatie en onwaarheden. Ook worden de contactmomenten tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz) beïnvloed door externe factoren. Het gevolg hiervan is dat het contact nu is stopgezet, mede omdat de plaatsing van [voornaam minderjarige] in het geding zou komen. Hierdoor lijkt [voornaam minderjarige] belang ondergeschikt te zijn gesteld aan dat van de pleegouders. Het is nodig dat het belang van [voornaam minderjarige] voorop gesteld wordt.

8.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/674154 JE RK 24-352

8.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] een belast verleden heeft en een grotere zorgbehoefte kent. De moeder is onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de behoeftes van [voornaam minderjarige] en hem de verzorging en opvoeding te geven die hij nodig heeft, waardoor bepaald is dat [voornaam minderjarige] niet meer thuis kan wonen. Op dit moment verblijft [voornaam minderjarige] bij de pleegouders. Dit gaat goed. De pleegouders bieden [voornaam minderjarige] de structuur en de voorspelbaarheid die hij nodig heeft. [voornaam minderjarige] heeft onbelast contact met de moeder en de samenwerking tussen de moeder en de pleegouder is goed. Alle betrokkenen zijn het daarom eens dat de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders voortgezet dient te worden. Daarnaast is het van belang dat een jeugdbeschermer betrokken blijft, omdat [voornaam minderjarige] individuele behandeling nodig heeft voor zijn kind-eigenproblematiek en dit nu is gestagneerd.
8.2.
Gelet op voorgenoemde is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in zijn belang is (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter ziet wel aanleiding om de maatregelen voor een kortere duur te verlengen dan verzocht. Dit komt doordat het van belang is dat voor de langere termijn duidelijkheid komt over waar [voornaam minderjarige] zal opgroeien. Daarbij is de kinderrechter het met de betrokkenen eens dat het gelet op de positieve ontwikkelingen wenselijk is dat de komende periode wordt toegewerkt naar een afsluiting van de maatregelen. Om een veilige en stabiele opvoedsituatie van de [voornaam minderjarige] te borgen acht de kinderrechter een periode van zes maanden bij een voortzetting van de positieve ontwikkeling toereikend.
8.3.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en aan de advocaat van de pleegouders) te overleggen over de dan huidige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/674163 JE RK 24-357
8.4.
De kinderrechter kan voor de duur van de ondertoezichtstelling de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen [1] voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
8.5.
Uit de overgelegde stukken de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van strijd en een moeizame relatie tussen de pleegouders en de oma (mz). Zij zijn niet in staat om op een constructie wijze te communiceren of afspraken te maken. Het is duidelijk dat de oma (mz) grenzen opzoekt en zich doorgaans niet aan de afspraken houdt. Daartegenover bemoeilijken de pleegouders de situatie met de manier hoe zij omgaan met de afspraken en het handelen van de oma (mz), zo blijkt uit de door hen overgelegde stukken en zo wordt beaamt ter zitting. Het staat daartoe vast dat de pleegouders en de oma (mz) onvoldoende handelen in het belang van [voornaam minderjarige] . Door de spanning en strijd tussen de pleegouders en de oma (mz) is er tussen [voornaam minderjarige] en de oma (mz) al voor een langer periode geen contact en lukt het niet om nieuwe omgangsafspraken te maken. Dit is belastend voor [voornaam minderjarige] . Hij wil en heeft recht op onbelast contact met de oma (mz). [2]
8.6.
Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat de volwassenen die in zijn leven betrokken zijn kunnen samenwerken en hun medewerking kunnen verlenen, hetgeen nu niet het geval is. De kinderrechter acht het niet in het belang van [voornaam minderjarige] om de door de GI voorgestelde omgangsregeling vast te leggen, omdat de pleegouders en de oma (mz) het allebei niet eens zijn met de voorgestelde omgangsregeling, waardoor vastlegging en uitvoering van deze regeling belastend voor [voornaam minderjarige] gaat zijn. Dit betekent niet dat er geen omgangsregeling moet worden vastgelegd. De kinderrechter is van oordeel dat de GI samen met de pleegouders en de oma (mz) een veilige en stabiele omgangsregeling moeten organiseren. Het is daarvoor noodzakelijk dat de pleegouders en de oma (mz) leren om op een constructie wijze te communiceren en samen te werken in het belang van [voornaam minderjarige] .

9.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/674154 JE RK 24-352
9.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 29 september 2024;
9.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 29 september 2024;
en alvorens verder te beslissen:
9.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden
tot 15 augustus 2024 pro forma;
9.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
9.5.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI en de belanghebbenden en mr. F. Pool) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer: C/10/67/4163 JE RK 24-357
9.6.
wijst het meer of anders verzochte af;
9.7.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van R.S.E. Pronk als griffier, en op schrift gesteld op 16 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.